Herinnering
Naam: Louise Gerarda (Lies) Perquin
Geboren: 17 november 1931
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: vader Hubertus Theodorus Perquin, moeder Everdina Christina Beijer, zusje, broertje
Route: Klarenbeek, Apeldoorn, Bussum
‘Ik ben er nog 90 van geworden’
Lies Perquin woonde op de Rietgrachtstraat in Arnhem, vlak bij de Rijnbrug, waar op 17 september 1944 de gevechten losbarstten. Nog voordat inwoners van Arnhem moesten evacueren, wist Lies al dat hun huis verwoest was.
“Het was zondag 17 september en papa, mijn zusje van 5 en ik waren bij kennissen en onze oma’s koffie drinken. In Klarendal, een klein stukje van huis. Mama was thuisgebleven met mijn broertje van 1 jaar.” Veel geluid vulde de lucht weet Lies nog goed te vertellen. “Er vielen overal bommen en halsoverkop besloten we tussen de bommen door naar huis te gaan.” Met gevaar voor eigen leven is het gezin de straat opgegaan, terug naar huis. Ze moesten op zoek naar Lies’ moeder: “Zij was samen met mijn broertje naar de overkant gelopen om te schuilen in een houthakzaak.”
Op de vlucht
Het gezin was weer bij elkaar en ging op zoek naar onderdak. “In een drukkerij vlakbij hebben we geprobeerd een schuilplek te vinden. Ik weet niet meer precies hoe lang, maar ik denk dat we één of twee dagen achter stapels papier hebben gezeten. Niet wetende dat de wijk steeds leger werd.” Niemand wist dat het gezin daar zat. “Vader ging een keer eten halen boven en liep daar militairen tegen het lijf. Het bevel te vertrekken werd gegeven. Zonder vluchtkoffer moesten we naar de Catharijnestraat, naar het huis van opa en oma Beijer.”
Lang konden ze daar niet blijven, want een paar dagen later moest heel Arnhem evacueren. Met een geleende kinderwagen voor het broertje van Lies ging de familie Perquin op pad. Lopend kwamen ze aan in Klarenbeek waar ze bij een boer op de deel een slaapplek kregen. “Het was een geweldige boer en onze tijd daar was fijn. We sliepen in het stro, mijn broertje in een kribbetje en wij bij elkaar. Het was zomer en overdag liepen we over de weilanden of plukten we bramen.”
Gevaar voor eigen leven
In oktober moest het gezin vertrekken. “De beesten moesten op stal.” Met paardenwagens werden ze opgehaald. Onderweg werd er in de lucht nog volop geschoten. “Ook al hadden we een witte vlag vast, we werden beschoten. Iedereen sprong de kar af, op zoek naar bescherming. Maar mama kreeg mijn broertje niet los, dus hing zij over de kinderwagen heen nog op de wagen. Levensgevaarlijk, ze had wel dood kunnen zijn.”
De reis eindigde in Bussum. “Hier konden we als gezin niet bij elkaar blijven. Papa en mama mochten met mijn broertje bij een gezin en mijn zusje en ik zaten bij twee vrijgezellen in huis.” Gelukkig zat het gezin bij elkaar in buurt. “Overdag dwaalde we tussen onze huizen met z’n vijven over straat. Er was eigenlijk niks te doen. Elke avond kwam mama ons, voor spertijd, in bed stoppen op de zolderkamer waar we in een hoekje samen een bed deelden.”
Hongerwinter
In Bussum was er een tekort aan voedsel. Lies liep om de dag uren om bij een stel te eten. De andere dagen liep zij met een pan in de hand naar de gaarkeuken om eten te halen. “Dat was zo zwaar. Met de twee oren in mijn hand liep ik van vensterbank naar vensterbank. Even leunen en weer door. De stamppot die we vaak kregen was zo waterig, voedzaam was het niet. Maar we hadden tenminste iets.”
Met bonnetjes liep zij naar de slager of bakker. “Hier stond ik soms uren in de rij, voor niks. Te koukleumen tot ik aan de beurt was en ik de mededeling kreeg dat het ‘net op’ was. De bewoners van Bussum gingen voor, wij kwamen als laatste aan de beurt. Het was verschrikkelijk en we hadden echt helemaal niks.”
Weer bij elkaar
Na een aantal maanden kreeg de vader van Lies een baan als opzichter van houthakkers in de gaarkeuken. “We konden een kamertje huren waar we de laatste maanden samen konden wonen. Af en toe nam papa zelfs een blokje hout mee. Zo konden we de kamer warm houden.”
Na de bevrijding bleef het gezin in Bussum, ze hadden namelijk geen huis om naar terug te keren. Uiteindelijk konden ze een benedenverdieping van een leeg huis krijgen en keerden ze terug naar Arnhem. Lies ging werken om een centje bij te verdienen en kon zo haar ouders helpen om hun leven weer op te bouwen.
Herhaling van wat niemand wil
Jaren later doet het Lies pijn als ze de televisie aanzet. “Het herhaalt zich, keer op keer. Ook deze mensen moeten vluchten en hebben niks. Alles komt weer boven nu en dat doet pijn. Ik zou willen dat dit nooit meer kon gebeuren.”