Airborne Museum Hartenstein Menu

Betsie van Driel

Herinnering

Ik kom terug  »  

Betsie van Driel

Naam: Elizabeth (Betsie) van Driel
Geboren: 26 januari 1917
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: echtgenoot Jan van Leijenhorst, dochter Ans, zoon Gerard
Route: Velp, Apeldoorn, Wenum, onbekend

‘Mijn moeder stond er alleen voor, met een dochter en een doodzieke baby’

Rein van Leijenhorst is van 1949. Toch heeft hij wel een beeld hoe het zijn moeder Elisabeth van Driel (1917) tijdens de Slag om Arnhem en de evacuatie is vergaan. “Niet dat ze erover praatte, maar 25 jaar later heeft ze aan een tijdschrift haar verhaal verteld.”

Elisabeth was hoogzwanger toen Operatie Market Garden begon. In het tijdschriftinterview vertelt ze: “Toen op 17 september de Engelsen landden, dacht ik: ‘Mijn kindje wordt een vredeskindje!’ Maar na een paar dagen leek het daar niet op. Ik wilde de geboorte tegenhouden, want ik dacht: ‘Zolang het kindje nog bij mij is, kan niemand het kwaad doen, dan kan ik het beschermen’.”

Kraamkamer
Ze woonde met haar man Jan en dochter Ans aan de Schaapsdrift in Arnhem. Duitsers reden met zwaar oorlogsmaterieel door de straat. Het huis raakte daardoor beschadigd. Overbuurvrouw Grada Egging-Geurds nodigde het gezin uit om hij hen in huis te komen. Elisabeth voelde zich bezwaard, omdat ze daar met z’n zestienen waren. Maar de zoons van het gezin Egging hevelden al de babyspullen naar een kamertje bij hen over. Op de deur hingen ze een bordje: Kraamkamer. Tijdens spervuur en bombardementen beviel Elisabeth op 21 september van Gerardus Johannes Maria. Uit dankbaarheid werd de baby naar mevrouw Egging vernoemd.

Drie dagen later vertrok het gezin ’s avonds tijdens een hevig bombardement. Ze hadden alleen de kleren die ze droegen en een paar handdoeken. Elisabeth lag op een matras in de driewieler van de bakker. Via Velp gingen ze naar Apeldoorn. Ze vertelt in het interview dat er met scherp werd geschoten: “We hebben gelopen alsof de duivel ons op de hielen zat.” In Apeldoorn sliepen ze in de wasserij van Cornelis van de Put. Veertien dagen later vonden ze onderdak in een kleuterschool in Wenum.

Op 3 december werd Jan op straat door Duitse militairen opgepakt. Hij werd naar Kamp Rees gebracht, een werkkamp in Duitsland. “Mijn vader was door een bombardement in Winterswijk doof geworden en had de waarschuwingen niet gehoord.”

Diezelfde nacht werd Gerard doodziek. Ze konden geen dokter vinden, dus Elisabeth liep vijf kwartier naar de marechausseekazerne in Apeldoorn. Daar liet een arts Gerard met spoed opnemen in het kinderziekenhuis.

‘Als wij kinderen moeilijk deden, zei mijn moeder: Jullie hadden de oorlog moeten meemaken’

Helemaal rechts op de foto staat wasserij C.R. van de Put in Apeldoorn. CODA Apeldoorn: GA-010172

Scharminkeltje
Na een aantal weken mocht de baby het ziekenhuis verlaten, maar twee dagen later werd hij weer ziek. Gerard had een middenoorsteking en moest geopereerd worden. Elisabeth, in het interview: “Toen ik hem kwam bezoeken geloofde ik niet dat het magere scharminkeltje mijn kind was. Niemand verwachtte dat Gerard het zou halen.”

Elisabeth verhuisde met Ans naar een boerderij. “De mensen daar beschouwden ons duidelijk als een last.” Haar geld raakte ook nog eens op: ze moest vijf gulden huur betalen, plús vijf gulden voor aardappelen. Rein: “Ze aten waterknollen die ze uit de bevroren grond wurmde.” Toen kreeg Elisabeth een tip. Omdat haar man in Duitsland tewerkgesteld was, had ze recht op een uitkering. “Ik kreeg geld en extra bonnen. Ongelooflijk na die afschuwelijke maanden!”

In april 1945 was Gerard weer gezond. Elisabeth betaalde de boer 25 gulden om de baby met paard en wagen op te halen. Zelf was ze te verzwakt om te lopen. Toen kwam ook vader Jan terug: doodziek, mager als een geraamte, blauw van het ongedierte. Hij was met zes anderen ontsnapt tijdens een bombardement. Hij en één ander waren de enigen die de tocht hadden overleefd.

Bloedvergiftiging
Toen ze na de bevrijding terugkwamen in Arnhem bleek hun huis platgebombardeerd. Ze kregen een woning op de Geitenkamp, zonder voordeur maar mét een dak. Toen werden de gevolgen van het gebrek aan medische verzorging na de bevalling duidelijk: Elisabeth had bloedvergiftiging. Pas na vier maanden knapte ze op.

Reins moeder noemde de evacuatie een slechte tijd. “Ze doseerde wat ze zei. Het was een harde vrouw. Was ze het altijd al? Is ze het geworden? Ik ken haar niet anders. Emotie kwam bij haar niet voor. Ze vertelde feiten. Als wij moeilijk deden, zei ze: ‘Jullie hadden de oorlog moeten meemaken’.”

De Schaapsdrift in Arnhem in 1945. Gelders Archief: 1532-439
Reins ouders Jan en Elisabeth met zijn zus Ans. Privéfoto

Ook zijn vader heeft het zwaar gehad. “Hij heeft één keer verteld over Kamp Rees. Op Tweede Kerstdag, toen ik met geelzucht op bed lag. Ik dacht: ‘Hé, hij kan praten’. Hij zat naast me, keek me niet aan en vertelde hoe hij het overleefd had. Zonder een zucht of snik, als een bandrecorder.”

Vader Jan vertelde bijvoorbeeld dat ze met botte houwelen de grond bewerkten. Dat een Duitse bewaker hem meer eten zou geven als hij zijn trouwring afstond. “Maar mijn vader zei: ‘Ik kom met de trouwring thuis.’ Er is één fotootje van voor de oorlog. Daarop staan mijn ouders met Ans. Het is verkreukeld, mijn vader heeft het zijn hele kamptijd bij zich gedragen.”

Parallelle levens
Misschien was er voor de oorlog al een kloof tussen zijn ouders. “Mijn moeder verkeerde in gegoede kringen, mijn vader werkte al jong in een smidse. Tijdens de oorlog leefden ze parallelle levens, ieder in moeilijke omstandigheden. Nadien leefden ze nog steeds langs elkaar heen. Misschien dat ze tegenwoordig zouden scheiden? We kwamen niets tekort, maar van hun kant was er stilte in stereo.”

Ik kom terug

Bekijk alle
evacuatie verhalen

Bekijk verhalen