Herinnering
Naam: Elisabeth Margaretha (Els) van Vuurde-Muller
Geboren: 25 oktober 1941
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: vader Adolf Johannes Louis (Dolf) Muller, moeder Maria Anna Adolfina (Maria) Metz en broertje Robert
Route: Apeldoorn
De driejarige Elsje: ‘Juchtajam, niet bij de ramen komen’
Het dagboek dat haar ouders Dolf en Maria tot haar zesde jaar bijhielden, heeft Els Muller (1941) altijd goed bewaard. Ze had er nooit meer in gekeken. Tot ze in 2015 in het Airborne Museum een foto zag van de evacuatie van Arnhem: een moeder met een kinderwagen en een kind aan de hand. “Opeens dacht ik: zo heeft mijn moeder ook met ons gelopen, toen. Wat hebben ze doorgemaakt? Daarom ben ik het dagboek van mijn ouders gaan herlezen,” vertelt Els.
Haar ouders schreven om en om. Over hun dochter, maar ook over de leeuwen van Burgers’ Dierenpark, vlak bij hun huis aan de Cattepoelseweg. Ze konden leeuwen horen brullen van de honger. Alteveer hoefde niet te evacueren, maar: “Door alle bedrijven hadden we toch al koffers gepakt en verschillende dingen die niet meegenomen konden worden, opgeborgen,” schrijft Maria onder het kopje ‘26/9 tot 30/9’. In de omgeving werd zwaar gevochten. Uiteindelijk besloten ze vrijwillig te vertrekken, omdat ‘de kinderen en zij geen rust kregen.’
Bontjas en babyuitzet
Het dagboek meldt: “Dinsdagmorgen 26 Sept. ’44 om 11 uur, vertrokken we, Rob in den wagen waar nog veel bagage onder het matrasje in lag, Elsje aan het voeteneinde en papa had de fiets, volgepakt met drie koffers, tasch en twee wollen dekens. ”Het plan was om over Schaarsbergen naar Barneveld te lopen. Maar op de Schelmsebrug raadden mensen hun aan Schaarsbergen te mijden vanwege bombardementen. Toen gingen ze in tegengestelde richting de kant van Apeldoorn op. “Steeds tusschen een onafzienbare rij evacueerenden.”
Maria schrijft dat er mensen bij waren, die niets méér hadden dan wat ze aan hadden. “Eén moeder droeg haar baby van een maand of acht in een deken op haar rug. Het was alles bij elkaar een troosteloos gezicht.” Zelf konden ze best veel kleren meenemen: “Elsjes en mijn eigen bontjas waren mee, Robs heele babyuitzet, verschillende jurken, mantels en ander goed, maar het maakte het loopen niet gemakkelijker.”
Later, rond één uur, werd de colonne vanuit vliegtuigen beschoten. De vluchtelingen kropen in de berm. “Elsje bang en huilend, Rob uit z’n slaap gehaald en huilend en zelf waren we óp van angst.” Maar na vijf minuten waren de vliegtuigen vertrokken. Ze hadden het er levend van afgebracht.

‘Elsje praat op het ogenblik wat stotterend, waarschijnlijk nervositeit.’ De moeder van Els Muller, in haar dagboek

Beschoten
Elsje’s ouders hadden gehoord dat op Woeste Hoeve, ongeveer vier kilometer verderop, wagens zouden staan om de evacués verder te vervoeren. Helaas. Verschillende wagens waren onderweg beschoten en de voerlui waren teruggekeerd. Ze moesten door, wilden ze voor die nacht onderdak vinden. Het plan was naar Beekbergen te gaan. Daar woonde de Gelderse voedselcommissaris ingenieur Jan Groen Tukker, met wie Dolf samenwerkte. Vader was ‘chef de bureau’ van de voedselvoorziening.
Een man van de Luchtbeschermingsdienst, die zag dat ze moe waren, hielp de kinderwagen duwen. Hij woonde aan de Apeldoornse Burglaan en bood het gezin voor drie nachten zijn slaapkamer aan.
Twee kilometer voor Beekbergen hoefde Maria met de kinderen niet meer te lopen. Ze mochten meerijden met paard en wagen, samen met zo’n dertig anderen.
Oma Modderkolk
Hierna trokken ze in bij de verloofde van de assistent van vader. Op 29 september werd hun nieuwe opvangadres: ‘p/a Modderkolk, Bartelsweg, Apeldoorn’. “Oma Modderkolk, een lieve vrouw,” zegt Els. “We hadden een slaapkamer. Rob lag in een bekleed kistje.”
Uit die tijd heeft ze een paar herinneringen. “Mijn vader kwam binnen met een winterjas, een sjaal om en een hoed op. Hij had een poppenwagen bij zich, voor mijn verjaardag. Oma Modderkolk maakte mijn lievelingseten: gebakken aardappelen, sperziebonen.” Ze herinnert zich ook dat ze om de haverklap naar de dokter moest: “Voor een prik in mijn vinger om mij te controleren op bloedarmoede.”
Nervositeit
De laatste dagen van de oorlog bracht het gezin in de kelder door van de familie Jansen. Rob sliep in de kelderkast, waar een bedje in gemaakt was. Volgens haar vader hebben de gevechten indruk gemaakt op Elsje. Hij schreef: “Ze bijt weer nagels en stottert.” Toen er na de bevrijding een vliegtuig overkwam, riep ze: ‘Papa, gauw naar binnen, een vliegtuig’, hoewel haar verteld was dat de oorlog voorbij was.
Op 16 juni 1945 keerde het gezin Muller terug naar Arnhem. “Mijn moeder schreef dat ik dolgelukkig was,” vertelt Els. “Na een uurtje zat ik al rustig in de opgeruimde zandbak te spelen. Ze schreef ook dat ik het vooral fijn vond om mijn tafeltje en stoeltje weer terug te vinden.”
