Airborne Museum Hartenstein Menu

Geeske Minderhout

Herinnering

Ik kom terug  »  

Geeske Minderhout

Naam: Geeske Minderhout
Geboren: 10 maart 1921
Woonplaats: Heveadorp
Evacueert met: Vader en moeder
Route: Veenendaal, Hilversum, Leeuwarden, Goutum 224 km

‘Mijn oma sprak vrijwel alleen met Britse veteranen over de oorlog’

Geeske Minderhout (1921) geniet van haar baan als directiesecretaresse bij de AKU. Stoppen met werken als ze gaat trouwen? Voorlopig moest ze er niet aan denken, vertelt kleindochter Sietske. Toch is Geeske al gek op iemand: Rinke, uit Friesland. Na de evacuatie woont ze een tijd bij zijn familie in. Rinke duikt er onder. Opa Rinke:“Het ging allemaal heel netjes, hoor!”

Sietske van der Veen was nog klein toen haar oma in 1994 overleed. Later heeft zij het verhaal van Geeske en haar familie gereconstrueerd aan de hand van foto’s, documenten en familieverhalen.

Geeske woont vanaf 1934 samen met haar ouders, oudere zus Rien en jongere broer Bram in Heveadorp. Haar vader is hoofdopzichter bij rubberfabriek Hevea. Hun huis staat aan de Dunolaan, het ‘bazenlaantje’.

Na haar eindexamen krijgt Geeske een goede baan als directiesecretaresse bij het kunstvezelconcern AKU. Ze is dol op haar werk. Ze moest er niet aan denken te moeten stoppen als ze ging trouwen. Al was ze al wél gek op iemand, vertelt Sietske: “Mijn oma heeft mijn opa leren kennen via een schoolvriendin die naar Friesland was verhuisd. Mijn oma ging bij haar vriendin op bezoek en heeft via haar vriendengroep Rinke Fennema ontmoet. In 1944 hebben ze zich verloofd.”

“Oma heeft later verteld dat ze bloembollen aten, ook bloembollensoep. Als een van haar kinderen na de oorlog iets niet wilde eten, kon ze vreselijk boos worden.”

Schaatsen mee in de tassen
In september 1944 moesten Geeske en haar familie halsoverkop vertrekken uit Heveadorp. Het dorp en de fabriek kwamen in de vuurlinie te liggen. Snel zochten ze wat spullen bij elkaar. Sietske: “Mijn overgrootmoeder gaf in 1959 een interview aan Margriet, omdat zij in 1912 als eerste vrouw had deelgenomen aan de Elfstedentocht. Daarin gaat het ook over de evacuatie. Ze vertelt dat ze naast bonnen en geld ook de schaatsen meenam, waarop ze de Elfstedentocht gereden had. Plus het Elfstedenkruisje.”

De familie gaat richting Ede, waarschijnlijk lopend. Ze komen in Veenendaal terecht bij een boer, Jan Beijer, een weduwnaar. Hij woont op het Benedeneind. Eind oktober of begin november trekt het gezin verder, naar familie van Geeskes moeder in Hilversum: Reijer en Trijntje Lieman-Gaastra.

Geeskes zus Rien is verpleegster en blijft in Veenendaal om voor de kinderen van Jan Beijer te zorgen. Rien en Jan houden na de oorlog contact; ze trouwen in de jaren vijftig.

Erg lang blijft Geeske ook in Hilversum niet. Sietske: “Ik heb een briefje van het Rode Kruis aan mijn opa Rinke gevonden. Het is van 14 november 1944. Ze schrijven dat de familie Minderhout uit Heveadorp op dat moment nog bij familie in Hilversum is. 

Kort daarna zijn ze naar Leeuwarden vertrokken, zo staat het ook in het persoonsbewijs van mijn oma. Daar worden ze als evacuees ingekwartierd bij familie, weer bij een zus en zwager van mijn overgrootmoeder: Tette en Ruurdtje de Jong-Gaastra.”

Verzetskrantjes
Geeske blijft niet lang in Leeuwarden. Ze gaat inwonen bij de familie van Rinke in Goutum, een dorp vlakbij de stad. Rinke zit een deel van de oorlog thuis ondergedoken, hij wil niet in Duitsland gaan werken. Of het een heel romantische tijd was voor Geeske en Rinke, betwijfelt Sietske: “Mijn opa vertelde dat het allemaal heel netjes ging. Ze hadden ook ieder een eigen kamer.” Ook gaat er een vaag verhaal rond in de familie dat Geeske verzetskrantjes rondbracht. Feit is dat de nalatenschap van Geeske en Rinke een doos vol verzetslectuur uit de laatste oorlogswinter bevat.

Geeske heeft die winter niet veel te eten. Sietske: “Oma heeft later verteld dat ze bloembollen aten, ook bloembollensoep. Het moet diepe indruk op haar gemaakt hebben. Want als een van haar kinderen na de oorlog iets niet wilde eten, kon ze vreselijk boos worden.”

Noodwoning
Na de bevrijding ging het gezin Minderhout terug naar Heveadorp, vermoedelijk najaar 1945. Ze konden niet meer in hun eigen huis. Dat was tijdens de gevechten onbewoonbaar geraakt en geplunderd. Door de Duitsers, dacht de familie, maar het bleken inwoners van Heveadorp te zijn geweest. Geeskes vader heeft later 5000 gulden schadevergoeding gekregen. Geeske ontving 562 gulden voor de vernielde huisraad.

Het gezin Minderhout kan vlakbij terecht, in de linkerhelft van het huis ‘Gelria’. Daar woont Geeske tot ze in 1951 trouwt met Rinke. Samen betrekken ze een noodwoning in Oosterbeek, zonder stromend water. “Oma heeft het daar heel zwaar gehad. Zij is letterlijk van een fijne baan achter het aanrecht terechtgekomen. En dat in zware omstandigheden door de oorlogsschade.”

Hoewel Geeske en Rinke weinig met hun kinderen over de oorlog praten, blijft de oorlog een belangrijke rol spelen in hun leven. Zo bieden ze jarenlang in september onderdak aan Britse veteranen. Met hen praatte Geeske wel over de oorlog. Samen konden ze het verleden verwerken. Sietske: “Opa zat in allerlei Airbornecomités, maar oma was degene die het echt heeft doorleefd. Daarom vind ik het belangrijk om ook haar verhaal te vertellen.”

Ik kom terug

Bekijk alle
evacuatie verhalen

Bekijk verhalen