Airborne Museum Hartenstein Menu

George den Hertog

Herinnering

Ik kom terug  »  

George den Hertog

Naam: George den Hertog
Geboren: 19 augustus 1941
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: moeder Johanna Karel, zus Corrie, zus Pauline en broer Gerrit
Route: Rozendaal, Velp, De Steeg

‘In de stal was er geen water,  geen gas, geen elektra, geen wc’

“Op SS-opleidingscentrum Avegoor waren aardappelen gestolen. Ze hengstten ’s ochtends bij ons op de staldeur. We werden eruit getrokken, moesten met de handen in de nek voor een SS-peloton staan. Ze dreigden ons te fusilleren.” George den Hertog (1941) was dit voorval eerst compleet vergeten. “Hoe kan dat, vroeg ik mijn buurman, een psychiater. Die zei: iets wat zo shocking is, stop je heel goed weg. Dat verdring je.” Andere herinneringen aan de evacuatie heeft hij nog wel.

George vertrok in september 1944 met zijn moeder, zussen Corrie en Pauline en broer Gerrit uit de Arnhemse Tulpstraat. Zijn vader was er niet, hij werkte als tuinman voor Ortskommandant Hauptman Leiwe in Doesburg. “Iedereen moest vertrekken, dat ging van mond tot mond. Paniek in de hut. Mijn moeder was in haar eentje verantwoordelijk voor ons, vier kinderen.”

Flirt
Met z’n vijven liepen ze via Alteveer, Rozendaal en Velp richting De Steeg. “Bij Rozendaal liep mijn moeder een weg naar boven in, op zoek naar onderdak. We konden op een boerderij terecht. Maar na twee dagen werden we eruit gekegeld: mijn oudste zus had het aangelegd met de boer en de boerin was daarachter gekomen.”

Met enig understatement vertelt George: “Het was geen aangenaam verblijf. We kregen niets of weinig te eten, werden genegeerd. Dat is het ergste wat je kan overkomen. Ik had graag later nog eens met die boer gesproken. Waarom behandelde hij ons zo?”

Het gezin ging weer op pad, niet wetend waar ze heen moesten. “We zijn naar beneden gelopen en kwamen een halve kilometer verder uit op Hoofdstraat 46 in De Steeg: een paardenstal die grensde aan de doorgaande weg. Daar kregen we onderdak.” De bewoner kregen ze nooit gezien. “We sliepen in de stal, op de kale betonnen vloer, in een hoek, op stro, dicht tegen elkaar aan. Er was geen water, geen elektra, geen gas, geen wc. Niets. Het enige wat we hadden was een dak boven ons hoofd.” Zus Corrie ging kort daarna naar Breda.

George den Hertog. Privéfoto

‘Er was geen water, geen elektra, geen gas, geen wc. Niets. Het enige wat we hadden was een dak boven ons hoofd.’

George den Hertog met zijn zus Pauline. Privéfoto

Waterknollen
In de koude winter kregen ze van het Rode Kruis een noodkachel. Hoog in de gevel werd er gat voor gemaakt. De kachel werd roodgloeiend. “Ik heb mijn knie eraan verbrand, dat bleef lang een wond. Nu is het een litteken.” George’s broer Gerrit moest voor eten zorgen en ging op strooptocht door de omgeving. “In het begin kregen we melk van het Rode Kruis, later niet meer. We aten waterknollen. Ik was broodmager, ondervoed. Mijn moeder is een keer dwars door de linies naar huis gelopen, om weckpotten met eten te halen. Bonen. Wat een moedig en roekeloos mens!”

In februari of maart 1945 kwam zijn vader onaangekondigd langs. Hij had een half brood onder zijn hemd. “Hij bleef bij ons, meldde zich ziek bij de Ortscommandant. Ik kan me niet herinneren dat hij iets gedaan heeft om onze nood te lenigen.” Het gezin kwam nauwelijks uit de stal. “Gerrit was ons venster op de buitenwereld; hij vertelde wat er in de omgeving gebeurde. We zaten in Sperrgebiet, iets verderop zat de SS in Avegoor. Die hoek in de stal, dat was mijn leefwereld. Dat was ‘t. Ik wist niet beter.”

Getraumatiseerde kinderen
Gerrit vertelde op een gegeven moment dat ze bevrijd waren. “Dat geloofden we niet meteen; we hadden het al eerder gehoord. Toen was het toch niet uitgekomen?! Maar we stapten naar buiten en zagen de bevrijders: links de Engelsen, rechts de Canadezen.”

Het gezin mocht pas in augustus terug naar Arnhem. ”We werden opgehaald met kar en paard en  afgezet op de Amsterdamseweg. Verder rijden lukte niet.” George zag verwoesting alom. “Bij ons huis lagen de ramen eruit, er waren geen gordijnen meer, er zaten gaten in de vloer.”

Maar de grote ellende was voorbij. Er was geen dreiging meer. “Iedereen begon een moestuintje, er was ruilhandel. Ik kreeg kleren toegestuurd van een oom in Amerika. Op school zat ik in een klas vol getraumatiseerde kinderen. In de huizenrijen zaten gaten, dan weer was een hele rij woningen weggebombardeerd. Dat vonden we normaal. Veel gezinnen om ons heen emigreerden. Dat was de tweede uittocht die ik meemaakte. Weer moest ik afscheid nemen.”

Luchtlandingen
Geëmotioneerd vertelt George dat hij er niet zo vaak over kan praten. “Het interesseert mensen zo weinig. Ik loop er ook niet mee te koop.” Het doet hem pijn als kinderen in Park Hartenstein bij het Airborne Museum op een tank klimmen en de ouders lachend een foto maken. “Voor mij betekent zo’n tank de dood. Er stonden tanks langs de kant van de weg toen wij terugkwamen op Heijenoord.”

In september 2021, toen er over de Ginkelse Hei weer Lancasters overkwamen om met luchtlandingen de Slag om Arnhem te herdenken, ontmoette hij een Amsterdams echtpaar. “Zeventigers. Ze vroegen wat voor vliegtuig er overkwam en waarom. Ik vroeg hen: weet je wel in welke omgeving je bent? Het begrip ‘Market Garden’ zei ze niets.”

De Hoofdstraat in De Steeg, 1920-1940. Gelders Archief: 1514-01 - 1638

Ik kom terug

Bekijk alle
evacuatie verhalen

Bekijk verhalen