Airborne Museum Hartenstein Menu

Harri Brandsen

Herinnering

Ik kom terug  »  

Harri Brandsen

Naam: Henri Franciscus Johannes (Harri) Brandsen
Geboren: 25 maart 1942
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: vader Theodorus Josephus Maria Brandsen, moeder Jacoba Johanna Meijer, twee broers en zusje, grootvader Jan Meijer
Route: Apeldoorn, Amersfoort

‘Ik ken alleen maar flarden van de familiegeschiedenis’

Harri Brandsen (1942) heeft weinig herinneringen aan de evacuatie en de periode daarna. Slechts flarden zijn blijven hangen: bijvoorbeeld dat hij met zijn vader, moeder, opa, twee broers en een zusje met een bolderwagen vanaf de Leoninusstraat in Arnhem vertrok. Vanaf zijn vierde weet hij net iets meer.

Na de bevrijding was het gezin alles kwijt. “Berooid waren we, en later werden we ook niet veel rijker.” Harri ziet hen nog terugkomen in de woning boven de bakker op de hoek. “Alles was kapot, het pand was leeggeroofd, tafels en stoelen stonden in een tuin. Binnen lag een helm met een drol erin.” Hij herinnert zich een nagetekende prent van zijn opa aan de muur. Opa was zondagsschilder uit Amersfoort. “En boven stond een piano, denk ik.”

Arnhem was er ook slecht aan toe. “De Rijnbrug was kapot. De binnenstad als een rot gebit: overal open plekken en bouwvallen. Ik liep over de Markt. Het Waaggebouw was een ruïne maar de Sabelspoort stond er nog, én het Duivelshuis, het stadhuis. In de Walburgiskerk zonder dak kreeg ik de Blasiuszegen, ter voorkoming van keelklachten. Ik keek omhoog tijdens de plechtigheid en zag de hemel. Ik was een braaf, katholiek opgevoed jongetje. Op mijn veertiende wilde ik priester, wat?, nee paus worden.” Na de oorlog was hij bang en verlegen, hij plaste tot zijn veertiende in zijn bed. Hij keek altijd eerst onder zijn bed voor hij ging slapen. “Ik was klein tot mijn zestiende met mijn 1,48 meter. Totdat ik uitgroeide tot een aanvaardbare 1,74. Vanwege mijn lengte werd ik Hampie genoemd.”

Bolderwagen
Harri vindt het jammer dat hij vergeten is zijn ouders te bevragen over wat het gezin vanaf september 1944 is overkomen. “Toen alle betrokkenen bij de vlucht in de bolderwagen nog leefden, had ik moeten vragen wat er precies gebeurd was. Waar gingen we heen, bij wie werden we ondergebracht? Ik had het willen opschrijven, vastleggen. Nu ben ik nog de enige van het gezin die het nog weet, of beter: probeert na te vertellen.” Maar net als bij veel gezinnen ging het bij Harri thuis niet veel over de oorlog. “Er werd niet over gepraat. Toen niet, en ook niet toen er na de oorlog nog twee zussen en een broertje bijkwamen. Nog veel later ook niet of spaarzaam. Als kind besef je niet: het is oorlog. Het was zoals het was: ellende.”

Zijn moeder vertelde later wel dat ze vanaf de evacuatie altijd te eten hadden gehad. Op een fiets met houten banden ging zij overal heen om dat te regelen.

‘In zijn archief vonden we vaders tekening van ons verblijf in de broeikas van de tuinderij. Na die jaren van oorlogsleed in ’44-’45 een ontroerend document’

Jeugdfoto van Harri Brandsen. Privéfoto

Vaders tekening
Met zijn echtgenote Els van Assendelft en zijn broer Frans (1955) is Harri in het archief van zijn vader gedoken. Dat lag bij Frans op zolder. “Ik geloofde mijn eigen ogen niet toen ik zag wat mijn vader over de oorlog allemaal had verzameld. Hij was niet zo’n prater, wel een documentalist met historisch besef.”

Harri noemt het krantenartikel, dat in stukken achter gebroken glas was geplakt: een oproep van 28 september 1944. “Het was heel ingrijpend. Ik weet nu wat ik tot dan toe niet wist: mijn oudste broer Theo, toen vijf jaar, en opa Meijer waren zoek. Toen wist ik weer: mijn ouders vertelden ooit dat Theo aan de hand van opa gelopen had.”

Het gezin Brandsen werd, gelooft Harri, een goed jaar bij de familie Bomhoff in Apeldoorn ondergebracht. Na Apeldoorn vertrokken ze naar Amersfoort, naar de tuinderij van een oom van zijn vader. In het archief van hun vader vonden Harri en Frans nóg iets dierbaars: de tekening die zijn vader had gemaakt van het verblijf in de broeikas daar. “Na die jarenlange grote stilte over ons oorlogsleed in ‘44-‘45 een ontroerend document.”

Dreiging
Oorlog en dreiging zijn voor Harri altijd aanwezig. “Elke oorlog trek ik me aan, elke dreiging. Ik verzamel muziek, met name van componisten die te maken hebben gehad met vluchten, onderdrukking en vrijheidsstrijd. Dan lees ik ook veel over hun leven.”

Zijn vrouw Els heeft een Joodse moeder. Harri: “Mijn schoonmoeder was al in de negentig toen we met haar naar Theresienstadt zijn gegaan. Daar zat ze geïnterneerd, niet in het kamp maar in een kazerne. Na lang zoeken vonden we de zolder waar ze met haar vader, moeder, oudere broer en schoonzuster had geslapen. Tussen de balken van de mansarde.”

 

Els heeft meegewerkt aan de documentaire van Steven Spielberg Survivors of the Holocaust. Daarin vertellen overlevenden van de Shoah hun verhaal. Harri: “Ze heeft drie uur lang aan één stuk door gepraat.” Els vertelt: “Ik heb een tijd lang alles gelezen wat los en vast zat over de Tweede Wereldoorlog en Joden. Maar nu weet ik voldoende. Het is goed zo.”

Hoe anders is dat bij Harri. “Het verhaal van mijn Joodse schoonmoeder raakte me nog steeds. Ik ben ook schrijver, probeer van de fragmenten uit de Tweede Wereldoorlog en onze evacuatie een verhaal te maken. Ik heb een hele boekenkast vol oorlogsleed, verhalen, dagboeken. Ik wil nog zoveel weten. En ik ben pas tachtig!”

Theodorus en Jacoba Brandsen, de ouders van Harri. Privéfoto

Ik kom terug

Bekijk alle
evacuatie verhalen

Bekijk verhalen