Airborne Museum Hartenstein Menu

Henny Groeneweg

Herinnering

Ik kom terug  »  

Henny Groeneweg

Naam: Hendrika Maria Josine (Henny) Groeneweg
Geboren: 7 januari 1927
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: vader Cornelis Groeneweg, moeder Josine Hereijgers en zus
Route: Arnhem, Apeldoorn, Nunspeet

‘Het kanariepietje was al dood’

Henny Groeneweg (1927) zwierf na de Slag om Arnhem met haar ouders en oudere zus Ria langs meerdere opvangadressen. Ze zag vreselijke dingen en overleefde ternauwernood een bombardement. Haar ervaringen schreef ze op in een dagboek.

Al op 18 september verdreven beschietingen op Arnhem het gezin Groeneweg uit hun huis aan de Boulevard Heuvelink. “Om half vier werd er gebeld en kwamen zes Duitsers naar boven. Een van hen pakte mijn moeder bij de arm en zei: ‘Raus!’ We pakten onze vluchtkoffers en winterjassen en vonden onderdak bij vrienden in de Willem Barentszstraat. Na vier dagen mochten we even terug om spullen te halen. Ons kanariepietje was toen al dood.”

Het gezin kon daar niet blijven en trok in bij bekenden in de Sloetstraat. Totdat de algehele evacuatie werd afgekondigd. Henny en haar ouders en zus trokken net als veel andere inwoners richting Apeldoorn. Daar vond het gezin onderdak bij een familie aan de Tweede Johannesstraat en zag Henny hoe bruut de Duitse bezetter konden zijn.

“Op 1 oktober moesten alle mannen tussen 17 en 35 jaar zich melden voor tewerkstelling in Zevenaar. Bijna niemand deed dat. De volgende maandagmorgen lagen op verschillende straathoeken lijken, 36 in totaal. Met een bord op hun borst waarop stond: ‘terrorist’. Het was vreselijk. Er stonden aanplakbiljetten bij dat de jongens zich voor negen uur op de markt moesten melden. Er reden overal wagens met luidsprekers rond, die zeiden dat ze anders vrouwen en kinderen dood zouden schieten. Heel veel mensen hebben zich toen aangemeld.”

‘Een knal, en nog een’
Op 21 oktober maakte een bombardement een abrupt eind aan hun verblijf in Apeldoorn. Henny overleefde dat ternauwernood. “Er vlogen voortdurend vliegtuigen over, daar waren we aan gewend”, vertelt ze. “Maar opeens hoorde ik een suizen. Ik sprong op bed en trok de dekens over me heen. Een knal, en nog een. Het was of het huis tegen de grond ging. Er viel van alles op me, de wastafel waar ik nog geen minuut geleden voor stond, was tegen de kast geslagen. Het huis naast ons was weggebombardeerd. In de straat lagen ik weet niet hoeveel doden.”

Twee dagen later trok het gezin verder richting Nunspeet. Ze kwamen terecht bij een familie aan de Elspeterweg in Nunspeet. In Henny’s herinnering was het hier behoorlijk onhygiënisch. “We noemden het ‘het vieze huis’. Gelukkig konden we na een nacht terecht in een boerderij aan de

Henny Groeneweg

‘Er viel van alles op me, de wastafel waar ik nog geen minuut geleden voor stond, was tegen de kast geslagen’

Henny (links) met haar oudere zus en haar ouders in 1942. Privéfoto

IJzeren tobbe
“Hier moesten we ons bijvoorbeeld wassen in een ijzeren tobbe met koud water”, herinnert Henny zich. “Toen we ons aanmeldden voor de plaatselijke zangvereniging – we zochten toch wat vertier – vertelden we dit verhaal. En bleek dat we in de verkeerde klasse waren ingedeeld. Via het gemeentehuis kregen we een ander adres. Zo kwamen we op 18 november bij een kruidenier in de Laan in Nunspeet terecht. We voelden ons zo langzamerhand landverhuizers, zwervers.”

Het gezin bleef bij de kruidenier tot de terugkeer naar Arnhem in het voorjaar van 1945. Naast Henny en haar ouders had nog een evacué er onderdak gevonden. Alle bewoners leefden er samen als één grote familie. De dagen speelden zich af rond de haard in de woonkamer. De vrouw des huizes kookte elke dag. ’s Avonds lazen ze nog wat bij de carbidlamp en rond 9 uur was het voor iedereen bedtijd. “We moesten wel vaak ernstig zijn, we konden nauwelijks grapjes maken. En als we iets wilden moesten we dat altijd eerst vragen.” 

Unie voor Vrijwilligers
Vanaf eind maart hing de bevrijding in de lucht. Maar het duurde nog tot 18 april voordat de Canadese bevrijders Nunspeet binnenkwamen. “Mensen op straat, overal oranje vlaggen. Bij het gemeentehuis werd plechtig het Wilhelmus gezongen. Verschillende onderduikers doken opeens op.”

Op 17 mei kreeg Henny toestemming om naar Arnhem terug te gaan, een maand eerder dan haar ouders. Ze had zich opgegeven voor de Unie van Vrijwilligers, een maatschappelijke organisatie waar vrijwilligers zich konden melden om te helpen Arnhem weer bewoonbaar te maken. “We werden ondergebracht in de Huygenslaan in een groot huis met allemaal meisjes. Dat was heel gezellig. Overdag maakten we huizen schoon en ’s avonds vierden we feest met de Canadezen. Die kwamen na het eten en dan gingen we dansen. Zij hadden alles, drank en voedsel.”

Het leven hernam zijn loop en nam alle aandacht in beslag. Henny stopte met het nauwgezet bijhouden van haar dagboek. De rest van haar leven heeft ze niet veel woorden meer gewijd aan de evacuatietijd. Haar kinderen zijn daarom blij met het dagboek. Zo kunnen zij toch lezen wat hun moeder in de oorlog heeft meegemaakt.

De dagboeken die Henny bijhield tijdens de oorlog.

Ik kom terug

Bekijk alle
evacuatie verhalen

Bekijk verhalen