Airborne Museum Hartenstein Menu

Jaap van Hensbergen

Herinnering

Ik kom terug  »  

Jaap van Hensbergen

Naam: Jacobus Hendrik (Jaap) van Hensbergen
Geboren: 4 september 1939
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: vader Willem van Hensbergen, moeder Jacoba Gijsbertha van Willes, zusje, grootvader Jacobus Gijsbertus van Willes, grootmoeder Eva Hillegonda Smits, tante Evaline van Willes en oom Arnoldus Adrianus Brouwers en hun zoontje
Route: Beekbergen-Lieren

’Iedereen wil terug naar zijn stad. Die plek zit in je hart’

Jaap van Hensbergen (1939) vond dat hij tijdens de evacuatie in Beekbergen-Lieren bijzonder goed verzorgd was, ondanks de krapte. Hij heeft aan de oorlog geen gevoel van angst of nood overgehouden. Wel cynisme. “Als mensheid hebben we niets geleerd. Weer kwamen er oorlogen, moesten mensen huis en haard verlaten en maar zien ergens onderdak te vinden.”

Jaap: “Oorlog is onzin. Mijn geschiedenisleraar schetste een beeld van de Tweede Wereldoorlog op alledaags niveau. Tegenwoordig is daar minder aandacht voor. Die periode heeft mij ertoe gebracht vrijwillig als militair naar Nieuw-Guinea te gaan. Vrijheid vind ik een groot goed. Later werd ik om diezelfde reden politiek actief.” Voor de Slag om Arnhem is volgens hem wereldwijd overvloedige aandacht. “Voor de evacuatie minder; we hebben een armzalige plaquette. Soms komt die vlucht in beeld als elders mensen hun leefgebied moeten verlaten.”

Achteraf denkt hij: wat moet het voor het boerengezin hebben betekend om zoveel mensen op te vangen, was dat niet veel gevraagd? En hij realiseert zich: iedereen wil terug naar zijn eigen stad. “Wij toen, de vluchtelingen nu. Die plek zit in je hart. Het idee, dat je gedwongen wordt je stad te verlaten, is onverteerbaar.”

Jaap van Hensbergen

‘Of het kwam door rondvliegend hout of een granaatscherf, weet ik niet. Maar ik zag opeens bloed op mijn linkerarm’

Evacuatie vanaf de Beethovenlaan in Arnhem. Gelders Archief: 1533 - 319

Sirenes
Jaap heeft nog steeds moeite met het testen van de sirenes, elke eerste maandag van de maand. “Als die klonken, rende ik naar binnen. Omdat ik snel thuis moest kunnen zijn, mocht ik nooit ver weg.”

De gevechten waren vooral in lagere delen van de stad en het gezin woonde in Alteveer op de heuvel, aan de Beethovenlaan. “De Arnhemmers uit de binnenstad zullen een andere beleving hebben. Mijn opa en oma woonden aan de Rijnkade, naast het Rijnhotel. Zij trokken in de eerste dagen van de slag al bij ons in, net als mijn oom en tante die in hetzelfde pand woonden.”

Met zijn vader en oom ging Jaap water halen in het Openluchtmuseum. “Door granaatinslagen ben ik daar gewond geraakt. Of het kwam door rondvliegend hout of een granaatscherf, weet ik niet. Maar ik zag opeens bloed op mijn linkerarm.” Er zit nog steeds een litteken.

Spannend
Dat het gezin van Jaap, net als ruim 100.000 andere Arnhemmers, de stad moest verlaten, op last van de Duitsers, vond hij als vijfjarige spannend: “Ik heb het niet als angstig ervaren. Heel veel mensen uit onze buurt vertrokken tegelijkertijd.”

Jaap vertrok met zijn ouders en zusje en zijn grootouders, oom, tante en neefje. “Mijn vader had een banketbakkerij op Alteveer. Daardoor hadden we twee bakfietsen tot onze beschikking. Daar hadden ze koffers in gedaan.”

Onderweg vlogen vliegtuigen over hun hoofd. “Die gooiden dingen naar beneden. Dat was voorbij  Terlet, na een boerderij rechts op een heuvel. We doken in de greppel. Later heb ik gedacht: het waren Engelse vliegtuigen die terugkwamen van bombardementen en benzineblikken dropten. Dat besef kwam pas, toen ik als militair jaren later in eenzelfde greppel lag.”

Licht van de fietslamp
De groep overnachtte in de buurt van Woeste Hoeve. Daarna trokken ze verder naar boerderij Lookamp van de familie De Groot, in Beekbergen-Lieren. “Daar sliepen we in de stal, op stro. Voor mijn moeder was dat niet goed: ze had astma. Er stond een fiets op een stellage; om de beurt zorgden we daarmee voor licht. Eten deden we bij de boer in het hoofdgebouw.”

Hij heeft weinig concrete herinneringen aan het verblijf in Beekbergen-Lieren. Zijn vader Willem hielp in het evacuatieoord bij een bakkerij. Hij kwam daar wel eens. Zijn oom Nol, die bij de PTT in Arnhem werkte, deed iets met telefonie. Jaap: “Ik weet dat ik een aantal keer bij het kanaal ging spelen. Ik zie de intocht van de Canadezen nog voor me.”

Eén angstig moment is hem wel bijgebleven. “In de stal stonden gewonde Duitse paarden, daarom waren er ook Duitse soldaten op de boerderij. Eén van hen schoot op vliegtuigen. Ik stond daar met mijn vader, moeder en een officier bij. Mijn moeder wilde het geweer pakken, de Duitser richtte op haar. De officier duwde heel rustig haar hand opzij, daardoor week het gevaar.”

Kinderfoto van Jaap. Privéfoto
Ruïnes van het Rijnhotel in Arnhem. Gelders Archief: 1534 - 25

Ratten
Na de bevrijding ging het gezin Van Hensbergen terug naar Arnhem. Ze troffen in hun huis een grote puinhoop aan – onder andere kapotte meubels. “De mannen gooiden de rotzooi naar buiten. Op die vuilnisbelten kwamen ratten af. Ik ben er nog door eentje aangevallen.” De bakkerij was nog intact, de ovens stonden er nog. “Die hadden de Duitsers gebruikt.” Op het plein stond een Canadese tank: “Die is pas na een paar maanden opgeruimd.”

Ik kom terug

Bekijk alle
evacuatie verhalen

Bekijk verhalen