Airborne Museum Hartenstein Menu

Jan Sukkel

Herinnering

Ik kom terug  »  

Jan Sukkel

Naam: Jan Kelkes (voorheen Sukkel)
Geboren: 24 augustus 1938
Woonplaats: Oosterbeek
Evacueert met: Vader, moeder, broertje en een baby op komst
Route: Beekbergen, Apeldoorn 38 km

“Op weg naar Apeldoorn zijn we beschoten door Britse vliegtuigen”

Tot het evacuatiebevel komt, zit de zesjarige Jan Sukkel (1938) uit Oosterbeek in schuilkelders. Het gezin vertrok richting Apeldoorn, naar familie. Ze werden beschoten en Jan’s vader en broertje raken gewond. De beelden van gesneuvelde soldaten laten hem nooit meer los.

In september 1944 woonde het gezin Sukkel aan de Paul Krugerstraat in Oosterbeek. Jan had een jonger broertje Ben en een zusje op komst. Vier dagen na de luchtlandingen kregen ze vier Britse militairen in huis. Twee bivakkeerden boven, waar ze uitzicht hadden op Duitsers aan de overkant. De andere twee zaten bij het gezin in de kelder. Moeder kookte voor ze. Op een gegeven moment werd het te gevaarlijk en stuurden de Britten hen weg. Tijdens een gevechtspauze vluchtten ze op de fiets. Ze konden alleen meenemen wat ze haastig bij elkaar hadden gegraaid: wat spullen voor de baby en voor ieder een jas.

Tot de evacuatie schuilden ze in de kelder van huize Overdal. Het keldergat werd geraakt door een voltreffer. “Er kwam heel veel stof naar binnen. Iedereen was doof van de enorme klap”, herinnert Jan zich. Toen ze op last van de bezetter moesten evacueren ging de familie richting Apeldoorn, waar de vader van Jans moeder woonde. Onderweg zag Jan veel lichamen van Britse en Duitse militairen liggen: “Zeker bij de brug over de spoorlijn bij station Oosterbeek-Hoog. Het heeft veel indruk op me gemaakt.”

‘Ik herinner me nog de gefusilleerde verzetsmensen. Die werden door de Duitsers ter afschrikking op hoeken van straten gelegd’

Dekking zoeken in een sloot
Vlakbij hotel De Smittenberg in Beekbergen werd de lange stoet evacuees beschoten door Britse vliegtuigen. Tussen de vluchtelingen reden namelijk Duitse militaire voertuigen. “Moeder en ik fietsten wat voorop”, vertelt Jan. “Toen de beschieting begon, doken we in een sloot langs de weg. Daar hebben we gewacht tot het voorbij was. Daarna keken we waar vader en Ben bleven. Ze kwamen maar niet. Op een gegeven moment kwam er een vriendelijke meneer die zei: ‘Wacht u misschien op een man met een klein kind achter op de fiets? Ik moet u zeggen dat zij getroffen zijn tijdens de beschieting.’ Toen zijn moeder en ik meteen teruggereden. Vader was inmiddels naar een noodhospitaal gebracht. Hij was zwaargewond: een knie verbrijzeld, een kogel in zijn wang waardoor alle kiezen uit zijn mond waren geslagen. Ben was in zijn arm geraakt, dat is gelukkig helemaal goed gekomen. Toen de beschieting begon, heeft vader Ben in een eenmansgat gegooid. Zelf is hij er bovenop gesprongen. Bij die beschieting zijn tientallen doden gevallen.”

Suiker afwegen
Samen met moeder reed Jan verder naar opa die aan de Stationsweg in Apeldoorn woonde. De dagen erna waren paniekerig, vooral vanwege de zorgen over de toestand van zijn vader en broertje. Vader werd overgebracht naar een noodhospitaal waar hij verder werd behandeld. In Apeldoorn aangekomen hadden ze bijna geen spullen. Maar familie regelde dat ze voldoende kleding en andere benodigdheden kregen. In december werd Jans zusje geboren. Eerst ging Jan nog naar school, maar door de strenge winter werd de school gesloten. Jan en Ben hielpen veel in de kruidenierswinkel van familie. Ze sorteerden flessen en wogen suiker af. Verder zwierven ze door het centrum van Apeldoorn. “Ik herinner me nog de gefusilleerde verzetsmensen. Die werden door de Duitsers ter afschrikking op hoeken van straten gelegd.”

Bidden
Rond de bevrijding van Apeldoorn in april 1945 bracht de familie met vrienden van opa een aantal dagen door in de kalkkelders van opa’s stukadoorsbedrijf. Om de tijd te doden werd er veel gezongen. Jan: “We waren kerkelijk, dus geestelijke liederen. Ook werd er veel gebeden en deden we spelletjes.”

In de kelder was een opening in de wand gemaakt voor frisse lucht. Jan herinnert zich hoe er opeens een arm door het gat stak: “Het was de buurman met een wittebrood in de hand. Hij riep: ‘Je moet eruit, we zijn bevrijd!!’ Opa en zijn vriend gingen direct naar buiten en inderdaad: Canadese militairen liepen door de straat. Wij kinderen mochten niet meteen, later wel. De mensen juichten en sprongen! Toen gingen we allemaal naar binnen. Opa zei: ‘We gaan de Heer bedanken dat we vrij zijn’. Daarna hebben we met z’n allen het Wilhelmus gezongen. Dat heeft indruk op me gemaakt.”

Koningin Elisabeth
In mei ging Jans vader naar Oosterbeek om te kijken of het gezin terug kon. Het huis bleek zwaar beschadigd, onbewoonbaar. Een maand later kreeg de familie onderdak bij Jans andere grootouders in Wolfheze. Daar lagen in de tuin acht Britse militairen begraven. Met opa verzorgde Jan de graven. Later zijn de lichamen overgebracht naar de Airborne begraafplaats in Oosterbeek. Als dank voor zijn goede zorgen mocht Jan in 1953 met andere jongeren naar Londen voor de inhuldiging van koningin Elizabeth. Enkele dagen daarna hebben ze haar ontmoet. Jan was ervan onder de indruk.

Jan had nog jaren last van de traumatische septemberdagen van 1944. De eerste jaren sliep hij slecht. Ook de beelden van de gesneuvelde soldaten lieten hem niet los. “Tegenwoordig kan ik er goed mee leven. Maar de herinneringen aan de oorlog, de Slag om Arnhem, en het vluchten zijn er altijd.”

Ik kom terug

Bekijk alle
evacuatie verhalen

Bekijk verhalen