Airborne Museum Hartenstein Menu

Jenny Davids Blumink

Herinnering

Ik kom terug  »  

Jenny Davids Blumink

Naam: Jenny Davids Blumink
Geboren: 7 januari 1936
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: vader Jan Davids Blumink, moeder Jenneke Jantje Gerritsen, zus Jantje (Janny), twee ooms en tantes van moederskant met elk een kind
Route: Velp, Laren (Gld.)

‘Mijn vader raakte zwaar gewond, toen het luchtafweergeschut werd beschoten’

Niet de evacuatie zelf maar wat er in het Gelderse Laren gebeurde, heeft diepe indruk gemaakt op Jenny Wiggerts-Davids Blumink (1936). Haar vader Jan werd beschoten en raakte zwaargewond. “Hij werd met een ambulance afgevoerd. Daarna wisten we heel lang niet waar hij zat en of hij nog leefde.”

Jenny evacueerde vanuit de Agnietenstraat in Arnhem, samen met haar ouders, zus Janny en twee ooms en tantes elk met één kind. Ze pakte een pop en haar gele poppenkoffertje mee. Ze gingen naar Velp. “We zouden naar oma gaan, dat vond ik niet zo erg. En het zou maar kort zijn. We trokken in bij de grootouders van vaderskant [Jacob en Jennetje Davids Blumink, red] aan de Vianenstraat, de rest bij de grootouders van moederskant [Antonie en Jantje Gerritsen, red].” Ze bleven veertien dagen, totdat ze van de Duitsers Velp moesten verlaten.

Uien rapen
Jenny’s tante regelde opvang bij een zus in Laren. “We moesten de IJssel over. Er werd geschoten. Duitsers hebben ons met het pontje overgezet. De zak uien, die mijn oom aan zijn fietsstuur had hangen, knapte toen hij de wal opstapte. We moesten rapen.” Na een overnachting bij de veerbaas liepen ze verder. De stemming was bedrukt en zorgelijk: “Waren we veilig? Kon het allemaal wel?”

In Laren waren ze welkom. “De volwassenen gingen overleggen: hoe gaan we dit doen?” Er werd besloten dat Jenny met een oom en tante bij haar tante in huis ging. De andere oom en tante zaten bij buren rechts, haar ouders zaten bij buren links. “De familie zwermde ’s avonds uit, maar eten deden ze samen. Al die vrouwen in de keuken, ik hoorde ze kibbelen. Het eten met elkaar was ook anders. We moesten samenwonen, terwijl je dat eigenlijk niet wilde.”

Luchtafweergeschut
Een oom hielp de slager in Laren. “Ik zag dat ze een paard slachtten. Ze dachten dat het ziek was, maar het was drachtig. Het veulentje kwam eruit terwijl ze de merrie opensneden.”  De ooms werkten als boerenknecht en werden uitbetaald in melk, boter, kaas en groente. En in rogge, dat ze met de koffiemolen maalden. “Het was een hele organisatie om voor al die mensen eten te regelen.”

In het weiland achter het huis kwam luchtafweergeschut te staan. “Dat kon beschoten worden. Daarom sliepen we met z’n allen in de woonkamer met de matrassen tegen elkaar.” Ook op Landgoed Verwolde werd zo’n installatie neergezet. De ooms en Jenny’s vader Jan hielpen de  beheerder van Huis Verwolde waardevolle spullen versjouwen. Toen werd het luchtafweergeschut beschoten. “Mijn vader is de tuin ingehold, naar de kassen. Hij is tegen een kaswand aangeploft en werd geraakt door een granaat in zijn bovenbeen. Zwaargewond was hij. Duitsers haalden lakens en hebben hem zo goed mogelijk verbonden.”

‘Al die vrouwen in de keuken, ik hoorde ze kibbelen. Het eten met elkaar was ook anders. We moesten samenwonen, terwijl je dat eigenlijk niet wilde.’

Huis Verwolde in Laren. Erfgoedcentrum Zutphen: Beeldcollectie Lochem Laren Barchem, HG07700

Lijkbleek
Jenny vertelt hoe een oom kwam aangerend. “Lijkbleek en trillend van de zenuwen. Hij kon alleen maar zeggen: Jan, Jan, Jan. Mijn vader moest opgehaald worden. Mijn oom en tante hebben de dokter gebeld, maar die wilde niet komen omdat hij het te gevaarlijk vond. Toen is mijn vader op een ladder op een handkar naar ons gebracht.” Uit zijn bovenbeen was tien centimeter bot weg. “Hij is op bed gelegd. Het huis had een houten vloer. Als we eroverheen liepen en de vloer bewoog, kromp hij ineen van de pijn.”

Na een aantal dagen kwamen de Canadezen in Laren. “Mijn zus vertelde hun over mijn vader. Toen is hij met een ambulance van het Rode Kruis naar het sanatorium in Almen gebracht. Mijn moeder kon gedag komen zeggen, maar de colonne was al weg. We wisten lang niet waar hij was.”

Uiteindelijk bleek de vader van Jenny via Duitsland naar het Canisiusziekenhuis in Nijmegen te zijn gebracht. Daar is hij elf keer geopereerd en kreeg hij een pen in zijn been. “Er zijn talloze botsplinters verwijderd. Hij had diepe gleuven in zijn been. Gelukkig is hij wel weer aan het lopen gekomen en weer machinist geworden.”

Negen maanden lag Jenny’s vader in het ziekenhuis. Haar moeder schreef af en toe een briefje, want het was onmogelijk om van Laren naar Nijmegen te gaan. “Terug in Arnhem zijn we een keer met een open vrachtwagen meegereden. Mijn moeder had een nieuwe donkerblauwe jas aan. Toen het regende, gaf die blauw af.”

Traploper terug
Eenmaal thuis in de Agnietenstraat was het huis leeg. “De spiraal van het bed van mijn ouders hing in het trapgat. Wij sliepen op paardendekens. We kregen van de Hulpactie Roode Kruis, de HARK, een paar stoelen en een wiebelige tafel. Later gaven een oom en tante uit Woerden ons een ameublement.” Haar moeder zag in een woning aan de overkant een traploper: de hare. “Mijn moeder zei: als ik hem op mijn trap leg, kom ik een halve meter tekort. En de gaatjes zullen dan precies op de pennetjes passen. Mooi dat het de onze was!”

Bij Jenny is vooral die laatste periode in Laren blijven hangen. “Als kind je vader zo zien, dat is naar. Iedere operatie was spannend. Hij kon op den duur niet meer eten, maar wilde blijven leven. Manmoedig at hij toch, maar dan liep het zweet hem langs het voorhoofd.” Op de hele periode vanaf de evacuatie kijkt Jenny niet met angst of verdriet terug. “We hadden relatief goed te eten. Voordien was ik te mager, ik zou naar een bleekneusjeslocatie gestuurd worden. Maar dat hoefde dus niet meer.”

Het gezin Davids Blumink. Privéfoto.

Ik kom terug

Bekijk alle
evacuatie verhalen

Bekijk verhalen