Airborne Museum Hartenstein Menu

Karel Kennedie

Herinnering

Ik kom terug  »  

Karel Kennedie

Naam: Henricus Albertus Bernardus (Henk, later Karel) Kennedie
Geboren: 14 mei 1938
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: vader Gradus Johannes Kennedie, moeder Grada Hendrika Jansen en een zus
Route: Wenum, Zeist, Dordrecht

‘Tijdens de hongerwinter had ik een dikke kop’

De familie van Karel Kennedie (1938) evacueerde vanuit de Obrechtstraat in Arnhem naar een oom in Dordrecht die Taveerne ‘Ter Merwe’ runde. De oom kookte voor de Duitse officiersmess, maar gaf het beste voedsel aan de evacués. “Mijn ouders schaamden zich: in de hongerwinter had ik daardoor een dikke kop.”.

Hoewel Karel, zijn ouders Gradus en Grada en zus Elly het goed hadden tijdens de evacuatie, emotioneert het onderwerp hem. “Het vliegt me naar de keel.” Daarna, grappend: “Misschien moet ik maar hypnotherapie volgen. Dat heeft me ook van mijn hoogtevrees afgeholpen.”

Hun eerste evacuatieadres was in Wenum, bij Apeldoorn. “Bij een ouder echtpaar met een kleine, oude boerderij. We verbleven daar in een paardenstal op de grond. ’s Nachts hoorden we de dieren bonken.” Zijn vader, die bij de vrijwillige brandweer op Alteveer zat, had nog een fiets die niet in beslag was genomen. “Daarmee is hij de volgende dag naar Arnhem gereden. Het konijnhok was al leeg.”

Karel vermoedt dat zijn ouders vanuit Wenum gecorrespondeerd hebben met zijn oom Hendrikus Kennedie in Dordrecht, of ze daar konden verblijven. “Maar eerst gingen we naar een zus van mijn vader die in Zeist woonde. Onderweg zagen we een vrachtwagen in brand staan, met rode kool. Dat stonk verschrikkelijk.”

‘“Als mijn oom voor de Duitsers kookte, ging het goederenliftje met het beste deel van het voedsel eerst naar boven en dan pas naar de officieren beneden.”’.

Taveerne Ter Merwe, Dordrecht. Foto: Regionaal Archief Dordrecht: Collectie W. Meijers, 555_16360ling

Goederenliftje
Vanuit Zeist bij zijn tante Cornelia Kennedie gingen ze naar Dordrecht. “Het was redelijk weer. We reden langs een dijkhuisje. Daar zat een meisje buiten op de pot voor de deur.” Bij Vreeswijk/Vianen staken ze de Lek over met een grote roeiboot. “Het talud met van die klinkertjes ging scherp naar beneden. Ik moest de fiets strak vasthouden.” In de stad stond zijn oom Hendrikus hen aan de overkant van de Beneden Merwede op te wachten. “We gingen met fiets en al op de pont.” De dag erna zagen ze bommen vallen op de Moerdijkbrug.

Het gezin deelde één slaapkamer. “Als mijn oom voor de Duitsers kookte, ging het goederenliftje met het beste deel van het voedsel eerst naar boven en dan pas naar de officieren beneden.”

Karel werd een keer door zijn oom opgesloten, samen met zijn neef Rob. “Achter tralies, in de kelder. Er was een doos lucifers uit de keuken weg. Lucifers waren toen een kostbaar bezit. Toen iemand voorraad kwam pakken, vroeg ik of diegene mijn oom wilde halen. Ik wilde eruit, was bereid te zeggen dat ik de lucifers had ontvreemd, terwijl Rob dat in werkelijkheid had gedaan.”

Na de bevrijding zag Karel hoe jonge vrouwen die veel om waren gegaan met de Duitse militairen werden kaalgeschoren in de gang van het hotel. “Ome Kees speelde accordeon, ze zongen ‘Knip knip knip knip knip, kale kop al in een wip…’ Ik werd naar boven gestuurd, dat was niet voor kinderogen.”

Hakenkruis
Het gezin mocht vroeg terug naar Arnhem. “Toen we aankwamen, wilde aan de achterkant een dronken Britse militair een raam van de openslaande deur kapot slaan, mijn vader ging meteen op hem af.”

Ze hadden geen gas, geen elektra, geen water. Het huis was leeg. Wat zijn ouders in een gat hadden verstopt, was weg. “Behalve wat onder het kruisbeeld lag. Weckpotten met kersen waren stukgegooid. Mijn ouders zaten, bungelend met de benen in het gat, op de grond. Ze hadden schik – de kersenpitten vlogen in het rond.” Zijn vader en hij namen bij een onderkomen van Duitsers servies, bestek, een tafel, stoelen mee. “Allemaal met een hakenkruis erop. Ik vind jammer dat ik daar niets van bewaard heb.”

De Obrechtstraat in 1945. Foto: Gelders Archief: 1584 - 483
Karel (in de pan) met buurjongens. Foto: privéverzameling

In het Openluchtmuseum haalden ze water bij putten van boerderijen daar. Dat deden ze in een drum van 30- 50 liter. “Dat ding rolde vanzelf terug naar ons adres dat lager lag.” 

Vrijheidsberoving
Na de evacuatie ging Karel naar familie in een budodreurtschap bij Didam: oom Hent en tante An Otten die op een boerderij woonden. “Mijn ouders moesten in Arnhem alles regelen en weer opbouwen. Waar mijn zusje toen was? Geen idee. In Didam heb ik op school gezeten en fietsen geleerd. Daar had ik het heel erg naar mijn zin.”

Hoe lang hij daar gebleven is? “Tot mijn 13e? Later ging ik daar in de vakanties naartoe. Als ik eind augustus weer naar Arnhem terug moest, naar school, jankte ik 17 kilometer naar huis. School vond ik vrijheidsberoving.”

Ik kom terug

Bekijk alle
evacuatie verhalen

Bekijk verhalen