Herinnering
Naam: Aleida Hermina (Leida) Mientjes
Geboren: 11 juli 1928
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: vader Johannes Coenradus Mientjes, moeder Elisabeth Christina Peters en acht broers en zussen
Route: Spankeren
‘De oorlog en de evacuatie, de honger vooral, hebben mijn moeder gevormd’
“De oorlog en de evacuatie, de honger vooral, hebben mijn moeder gevormd”, vertelt Gerry Koolhof-Muskens. Leida Muskens-Mientjes (1928) vertelde nooit over de oorlog en de evacuatie. Wel had ze het geregeld over angst. Bij uitzondering schreef Leida haar herinneringen op voor haar kleinzoon Janick, de zoon van Gerry.
Gerry herinnert zich dat haar moeder Leida grote voorraden aanlegde: “Ze hamsterde. Ze had het geregeld over honger in de oorlog. De voorraad stond in het huis en de schuur. Bijvoorbeeld babymelkpoeder, voor als het oorlog werd en iemand dat nodig had. Veel was bedorven. Toen mijn ouders verhuisden, probeerde ze te verhinderen dat we het weggooiden door het in verhuisdozen te verstoppen. In hun slaapkamer stond een dekenkist – bomvol koffie. Mijn oudere zus en ik moesten ook altijd ons bord leegeten. Zat je daar weer met je bord vla met klonters in de badkamer!”
Konijnenbouten mee
Leida vertelde nooit over de oorlog en de evacuatie. Daarom was het bijzonder dat ze voor Gerry’s oudste zoon Janick haar herinneringen opschreef. Op zijn verzoek, nadat hij op school les had gehad over de oorlog. Gerry: “Dat ze met haar reumahanden het hele verhaal voor hem heeft opgetekend…”
Over het evacuatiebevel schreef Leida: “Daar sta je dan als je met negen kinderen weg moet. We hadden een paar konijnen; die heeft vader geslacht. Moeder heeft een grote pan konijnenbouten gebraden. Wij huilen dat de konijnen dood moesten, maar je kon ze toch ook niet zonder voedsel achterlaten. Aan het stuur van de fiets hing in theedoeken geknoopt de pan met konijnenbouten.”

‘Mijn oudere zus en ik moesten altijd ons bord leegeten. Zat je daar weer met je bord vla met klonters in de badkamer!’

De kinderen liepen met tassen kleding en brood voor die dag. Ze vertrokken van de Arnhemse Tiendweg op de Geitenkamp met twee fietsen en een kinderwagen. Die was volgepropt met kleding en babygoed. “Daar kon onze Cris dan boven op zitten, want die was pas drie of vier jaar.”
In een zinken wasteil was een bedje gemaakt voor de jongste: Rietje van twee. Gerry: “Mijn moeder en haar oudste broer hebben haar zo vervoerd. Die teil stond ze niet af: ze was bang was dat er iets met Rietje zou gebeuren. Ze had striemen in haar handen.”
Kippenkist
’s Avonds kwam het gezin bij een fietsenwinkel in Spankeren aan. Rietje werd met teil en al in de etalage gezet. Vervolgens gingen ze naar een grote schuur. Daar werd Rietje in een kippenkist gelegd. Leida schreef: “Wat waren we blij dat die zo’n fijn bed had. Rietje mocht bij die mensen binnen slapen.”
Het gezin kreeg daarna verderop in Spankeren een leeg schoollokaal toegewezen, op een steenworp afstand van geëvacueerde paters Franciscanen. Die zaten in Huize De Bockhorst. De paters richtten een schoollokaal voor hen in.
Met haar oudste broer Frits haalde Leida in Arnhem weckpotten op. Ze gingen met een slee en zakten tot over de enkels in de sneeuw. Thuis aangekomen schrokken ze: alles was kapot. De kasten, stoelen en tafels waren meegenomen. De weckpotten met vlees, groenten en fruit waren kapotgetrapt. Maar in de kelder lagen de aardappelen er nog. “Jonge jonge, we zaten met zijn tweeën te huilen. We vonden ook nog een pakje foto’s”, schreef Leida.
Aardappelpannenkoeken
In de school kregen ze gezelschap van Duitsers. Leida: “Als wij ons moesten wassen in ons lokaal, was dat in een hoek ingericht met schermen voor de privacy.” Kwamen de Duitsers mannen oppakken voor de Arbeitseinsatz, dan zetten ze hun vader, die ziek was, naast de zwarte kachel zodat hij nog bleker leek.
De laatste weken van de oorlog haalden Leida’s zusje en broer Frits eten bij hun grootvader in Ulft. “Die had ook niet veel meer, maar er stond toch van alles op ’t karretje: een zakje rogge, havermout en gerst, wat bloem en ‘n klein zakje aardappelen.” Leida bakte daarvan aardappelpannenkoeken. Gerry: “Dat vonden wij zo lekker, dat ze in vredestijd nog vaak aardappelpannenkoek voor ons gebakken heeft.” De laatste twee weken leden ze echt honger. Leida zag haar moeder op een avond de straat huilend op en neer lopen. “Ze wist niet meer hoe ze ons te eten moest geven en ze wou niet huilen bij de kleintjes.”
Na de bevrijding ging Leida mee met de paters. Zij leidden meisjes op die voor arme, zieke mensen gingen zorgen. Als een soort gezinsverzorgsters. “Vader en moeder vonden ‘t heel erg dat ik niet mee naar Arnhem zou gaan. Dus op een dag gingen vader en moeder terug met de kinderen. Met kar en paard, met daarop matrassen en bedden geladen. Eigenlijk met alle spullen uit ’t schoollokaal, want ze moesten in Arnhem weer opnieuw beginnen.” Iedereen huilde bij het afscheid.
Getraumatiseerd
“Door de oorlog is ze meer naar het geloof getrokken”, vertelt Gerry. “Ze was bang dat de wereld zou vergaan. Maar ze was ook hard geworden: getraumatiseerd. Dat ze me troostte, ik kan het me niet herinneren. Had ik pijn, dan zei ze: er zijn ergere dingen. Daarom was het een verrassing dat ze haar verhaal voor Janick opschreef. In de loop der tijd waren de scherpe kantjes er een beetje vanaf gegaan.”