Herinnering
Naam: Margaretha (Margreet) Lukassen-Verra
Geboren: 17 juni 1940
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: moeder Berendina Aleida (Dien) Wiggers en twee zusjes
Route: Beekbergen, Utrecht, Ferwerd
‘Zo speel je in de tuin, en zo ga je op pad met iedereen’
Margreet Verra (1940) zag de evacuatie door de ogen van een vierjarige. Het hoe en waarom speelde zich daardoor buiten haar gezichtsveld af, maar details van wat er gebeurde staan haar nog helder bij. “Ik had het gevoel: we doen iets ongewoons.”
Het staat haar nog bij hoe ze het bevel kregen om de stad te verlaten, in september 1944: “Er kwam een motor de straat in met een Duitse soldaat, helemaal in het leer. En die las een bevel voor dat je binnen 24 uur weg moest. Er stonden allemaal buren omheen. Mijn moeder ging naar binnen en begon onmiddellijk babykleertjes in de kinderwagen te pakken.”
De voettocht naar Beekbergen maakte ze mee met twee jongere zusjes, van wie de jongste nog geen twee maanden oud was. Of haar vader Co daar ook bij was, weet Margreet niet meer. Hij zat ondergedoken. Hij was dwangarbeider geweest in het Duitse Essen, maar zijn gezondheid werd daar zo slecht dat hij naar huis werd gestuurd om aan te sterken. Om niet opnieuw ingezet te worden, had hij zich niet weer gemeld.
Ze vertrokken vanuit hun huis aan de Victor de Stuerstraat op de Geitenkamp samen met de buren, de familie Scheidt. Onderweg kwamen ze een paar Duitse militairen tegen, die in de berm zaten. “Ik zei tegen de buurjongen van zestien: ‘Ze gaan toch niet schieten, Guus?’ Daar werd ik later wel mee geplaagd.”

‘Als we in de bedstee wakker werden, was er nergens licht. Dan was het gewoon paniek. Zaten we met z’n tweeën in de bedstee te gillen totdat er iemand kwam om ons weer te kalmeren.’

Rijstemeel voor pannenkoeken
In Beekbergen werden ze opgevangen in een openbaar gebouw met slaapplaatsen van stro. “Mijn moeder kon nog borstvoeding geven. Daarom ruilde ze de rijstemeel, die ze voor de baby had gekregen, voor voedsel voor ons. Die mevrouw gebruikte het rijstemeel voor haar kleine kindje en wij mochten dan een pannenkoek eten.”
Daarna ging de familie naar Utrecht, waar haar oom Wilhelm Verra en zijn vrouw Elisabeth Struik woonden. Willem was lid van de vrijwillige brandweer en ondernam regelmatig tochten naar Friesland om voedsel te halen voor inwoners van de stad. Toen voedsel steeds schaarser werd, stelde Willem voor om het gezin van zijn nicht met de brandweerwagen naar Friesland te brengen.
Gevaarlijke passage
Het duurde nog twee maanden voordat het zover was. Het betekende dat ze een zware controle op de IJsselbrug bij Zwolle moesten passeren. Margreets vader Co was op dit moment bij zijn gezin en ging mee naar Friesland. De controle bij de brug was voor hem gevaarlijk. “We moesten lopend de brug over. Mijn vader zag er inmiddels behoorlijk oud uit door alle ellende. Van huis uit had hij al een gebogen rug. Dus niemand had het idee dat daar een man van 33 liep. Hij is nooit aangehouden.”
Vanuit Leeuwarden ging het gezin per boot verder, naar het Noord-Friese Ferwerd. Het vroor behoorlijk; een ijsbreker voer voorop. “Mijn vader zat op een trapje tussen het hogere en lagere gedeelte. Ik zat een treetje lager tussen zijn benen om warm te blijven.”
In Ferwerd vonden ze onderdak bij de boerenfamilie Boersma, aan de Boterburen 1. Daar brak het goede leven aan. Margreet noemde hen pake en beppe, Fries voor opa en oma. Ze werden ontvangen als familie. Ze hoefden niet te helpen op de boerderij en er was voldoende voedsel.
“Later vertelde mijn vader dat de boer hem had voorgesteld te blijven. Hij zou hem helpen een nieuw bestaan op te bouwen als timmerman en meubelmaker. Zij hadden geen opvolger in de boerderij. Niet dat mijn vader ooit boer zou worden, maar er waren geen kleinkinderen. Als wij gebleven waren, hadden ze die in elk geval nog gehad.”
Slapen in donkere bedstee
Een herinnering staat Margreet nog helder voor de geest: “We sliepen in een bedstee en om ’s nachts geen kindjes te laten rondlopen, waren de deuren dicht. Maar als een van ons tweeën dan wakker werd, zaten we in het donker. Alles was ook nog eens geblindeerd. Nergens was er licht en dan was het gewoon paniek. Zaten we met z’n tweeën te gillen totdat er iemand kwam om ons weer te kalmeren.”
Pas in juni 1945 keerde het gezin Verra terug naar Arnhem. Het ouderlijk huis was gespaard gebleven. Het was de hele tijd bewoond geweest door Jacobus Verra, de grootvader van Margreet, die bij de politie werkte.
Terugkijkend vindt ze de evacuatie wel ‘een hele belevenis’: “Je gaat op pad en je weet niet wat er gebeurt. Ik had het gevoel: we doen iets ongewoons. We speelden gewoon in de tuin. Maar opeens ga je op pad met iedereen.”
Met de familie Boersma bleven er warme contacten zolang het echtpaar leefde. Margreet ging er verschillende keren logeren. Een enkele keer kwam de familie naar Arnhem. De boerderij in Ferwerd staat er nog en is inmiddels een beschermd dorpsgezicht.