Herinnering
Naam: Peter Maassen
Geboren: 20 februari 1934
Woonplaats: Heveadorp
Evacueert met: vader Jan Maassen, moeder Maria Barbara Hubertina Ziellemans, vier broers en zussen en ondergedoken oom
Route: Bennekom, Veenendaal, Zeist, De Bilt, Stiens
‘In Friesland moest ik af en toe een brief afgeven bij een bepaalde boerderij. Ik mocht er niet over praten. Later begreep ik dat het voor de ondergrondse was’
Na een week schuilen in de kelder voor het oorlogsgeweld van Operatie Market Garden kwam het gezin Maassen weer naar buiten. Voor de zekerheid waren ze nog een nacht extra in de kelder gebleven. “Het was wonderlijk stil na alle lawaai van schieten en granaatinslagen,” schrijft Peter Maassen (1934).
Peter heeft zijn herinneringen aan het laatste oorlogsjaar opgeschreven. Hij beschrijft hoe vreemd ze dat eerste moment van weer buiten staan vonden. “Mensen liepen gewoon op straat. En ze praatten met elkaar, soms lang. Dat waren we niet meer gewend.”
Peters vader Jan en zijn ome Joop, die bij hen zat ondergedoken, waren rond gaan wandelen. Ze kwamen terug met de mededeling dat de Britten weg waren. “De Duitsers zijn terug.” Na een nacht van onzekerheid over wat de Duitse troepen zouden doen, kwam het bevel om Heveadorp te verlaten. “Op straffe van doodgeschoten te worden.”
Gelatenheid
En zo vertrok een stoet burgers vanaf het verzamelpunt van de Rode Kruis aan de Middenlaan naar Bennenkom. Hier kreeg het gezin Maassen met vijf kinderen plus ome Joop onderdak op een boerderij. Boer Van de Broek stribbelde nog tegen: zo’n grote groep mensen. Maar het zou maar voor een paar dagen zijn, de Amerikanen zouden het land bevrijden. “Gelatenheid was troef.”
Na drie dagen moest Wageningen evacueren naar Bennekom. De vluchtelingen die daar al zaten, moesten naar Veenendaal. “Gelukkig hoefden we nu niet te lopen, maar waren er boerenwagens.” Twee weken verbleven ze in een barakkenkamp, waar al snel damclubjes werden gevormd. Totdat het kamp moest worden ontruimd en er weer boerenwagens voorreden.

‘Ik had één grote vraag: als er bevrijding is, gaan we dan weer naar huis?’

Delicatesse
Na een kort verblijf in Zeist bij de Evangelische Broedergemeente De Hernhutters moest het gezin kiezen voor de stad of het platteland. Het werd het platteland. Een streng gereformeerd boerengezin, de familie Scherpenzeel, nam hen met tegenzin onder hun hoede, gedwongen door de evacuatiecommissie.
Hier liepen ook Duitsers rond op het erf. Ze waren best vriendelijk. Ze zeiden: ‘Wij worden ook maar gedwongen om de oorlog in te gaan.’ Peters moeder Maria sprak vloeiend Duits. Dat werd gewaardeerd, want op een dag kregen ze een haas, panklaar. “Waarlijk een delicatesse.”
Hoewel Peter een goedgevulde aardappelkuil onder de kippenren had ontdekt, wilde de boer toch dat het gezin vertrok. Vanwege het groeiend voedseltekort, zoals overal, zo was zijn argument. Via het Rode Kruis kregen ze de kans om met de trein naar Groningen te gaan. Van die reis herinnert Peter zich vooral de angst. “De Engelsen en Amerikanen beschoten vaak treinen en dat was geen leuk vooruitzicht.”
Boterham met kaas
Toen ze uitstapten, bleken ze in Leeuwarden te zijn. Van een man op een fiets kregen de kinderen zomaar eten toegestopt. “Dikke boterhammen met kaas. Geweldig!” Daarna gingen ze door naar Stiens, een dorp zeven kilometer boven Leeuwarden. Ze werden over verschillende gezinnen verdeeld. Peter kwam terecht bij een machinist van een melkfabriek.
Het huis stond naast een boerderij waar een ‘Haags hongerkind’ was ondergebracht. Beide jongens kregen werk te doen van de boer. Zo bracht Peter de schapen ’s ochtends naar een weiland, ’s avonds haalde hij ze weer binnen. “Dus was ik vanaf die tijd een eenzame schapenherder.”
Af en toe kreeg hij een brief mee die hij op een bepaalde boerderij moest afgeven. Hij mocht er niet over praten, maar weet nu dat het voor de ondergrondse was. Toen de boer tbc kreeg, werd Peter ondergebracht bij een kapper. Overdag hielp hij bij de slager, waar hij ook te eten kreeg.
De bevrijding
Voor Peter had het woord ‘bevrijding’ toen iets magisch. “Iedereen sprak erover, maar als jongen kun je niet bevatten wat het inhoudt.” Zou het weer schieten en bombarderen worden, zoals in september 1944 in Heveadorp? “Voor mij was er eigenlijk maar één grote vraag: als er bevrijding is, gaan we dan weer naar huis?”
Bevrijding van Stiens betekende in ieder geval dat de Canadezen door de straten reden met grote vrachtwagens, tanks, kanonnen en Jeeps. Het betekende ook dat het gezin op 25 mei 1945 weer terug mocht naar Heveadorp. Ze konden mee op een vrachtwagen vol koeienhuiden, bestemd voor de leerlooierijen in Waalwijk.
Toen ze thuiskwamen riep ome Joop: ‘Het huis staat er nog!’ Maar het zag er verschrikkelijk uit. De voorraad voedsel ‘in de weck of in het zout’ was verdwenen. Het eten dat ze in september 1944 lieten staan toen ze moesten vluchten, stond nog op tafel. “De restanten stonden stinkend nog op de tafels, compleet met vliegen en verder ongedierte.”
Buiten spelen was gevaarlijk, met zoveel achtergelaten munitie. Peter miste de tijd van ravotten met vrienden voor de evacuatie. “Je meende daarmee door te kunnen gaan. Maar niets was minder waar. Want… waar waren deze vrienden? En waarom mocht je bijna nergens aankomen? En waar was het eigenlijke jongensavontuur?” Het viel Peter bitter tegen in het begin. Soms zo erg dat hij terug wilde naar Friesland. “Onzin natuurlijk.”
