Herinnering
Naam: Sjef Gorter
Geboren: 23 december 1931
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: Vader, moeder, 10 broertjes en zusjes, oom en tante
Route: Velp, Ede, Garderbroek, Silvolde 105 km
‘We zijn heel druk geweest om het kippenhok bewoonbaar te maken’
Sjef Gorter (1931) is in september 1944 het vierde kind in een groot katholiek gezin van elf kinderen. Moeder is zwanger. Het gezin verblijft na de evacuatie op meerdere adressen. Sjef woont van februari tot augustus ’45 bij tante Marie in Silvolde. Het waren voor het gezin maanden van ontbering en noodlot.
Het ouderlijk huis van Sjef stond aan de Lombokstraat (nu Wilhelminastraat) in Arnhem. Zijn vader had een smederij met een grote kelder. Een uitstekende plek om te schuilen tijdens de gevechten in september 1944, samen met veel buurtgenoten.
Sjef kan zich vrijdag 22 september nog goed herinneren: “Rond vijf uur stond ik met vader op straat. Toen kwam het bericht dat we Arnhem diezelfde dag voor 20.00 uur moesten verlaten. Mensen aan de overkant waren helemaal in paniek, maar mijn vader bleef heel rustig. Hij zei: ‘Wij gaan vanavond niet, het is bijna donker, dat is te gevaarlijk. We gaan morgenochtend.’ We moesten ons allemaal voor vertrek wassen in de teil. En we moesten onze zondagse kleren aan. Want waar we ook terecht zouden komen, we moesten er netjes uitzien, vond moeder.”
Twee handwagens van de smederij werden helemaal volgeladen. De kleinste kinderen werden bovenop de bagage gezet. Ze liepen naar Velp waar ze zich meldden bij het evacuatiebureau. Ze kwamen terecht bij een boer in Velp-Zuid. Arnhem was de dagen erna nog niet afgesloten. Sjefs moeder stuurde vader elke dag naar huis, met een briefje met spullen die nodig waren.
‘Die vrachtwagen stopte op de Markt bij het gemeentehuis. Maar ik herkende het niet, want overal was puin.’
Van villa naar kippenhok
Na een week moest het gezin weg uit Velp. Ze gingen naar Ede. “Het was een enorme druilregen die dag”, vertelt Sjef. “De weg ging op en af, het was een zware tocht. In Ede verwees het evacuatiebureau ons naar een villa. Daar kregen we een ontvangst met lekkere soep.”
De volgende dag trokken ze verder naar Kootwijkerbroek. Daar meldde de familie zich weer bij het evacuatiebureau en werden ze toegewezen aan een boer in Garderbroek. Een leegstaand kippenhok werd hun onderkomen. Sjef: “We zijn heel druk geweest om dat kippenhok bewoonbaar te maken. Het voorste deel was bergruimte, het tweede deel woonruimte. Daar stond een bed voor mijn ouders, de wieg en een boerenfornuis. Aan het voeteneind sliepen de kleinste kinderen. Dan stond er een hek met daarachter stro en paardendekens. Daar sliepen links de meisjes en rechts de jongens.” Als de brandstof voor de verlichting op was, zat het gezin elke avond vanaf de avondboterham in het donker.
Babyspullen
Er waren babyspullen nodig. Sjefs vader en oudste zus An probeerden ze op de fiets in Arnhem uit hun huis te halen, maar van Duitse militairen mochten ze de stad niet in. Ze probeerden het bij tante Marie in Silvolde. Sjef bracht voor de oorlog al vakanties bij haar door en kon ook nu bij
haar ondergebracht worden. “Mijn moeder zei: ‘Dat is een eter minder hier.’ Op 8 februari 1945 vertrokken we, op één fiets. Het was een spannende tocht.” Sjefs vader ging met een fiets volgeladen met babyspullen terug naar Garderbroek. Sjef had het goed in Silvolde bij zijn oom en tante, al moest hij wel veel werken omdat zijn oom tbc had.
Terwijl Sjef in de Achterhoek was, werd in maart de baby geboren in het ziekenhuis in Barneveld. Maar het kindje overleed na een paar dagen. Het verdriet was groot. Ondertussen werd de verhouding met de boer in Garderbroek er niet beter op. Hij wilde de evacuees weg hebben en het gezin vertrok naar Oene. Daar bleven ze tot augustus naar volle tevredenheid, ondergebracht op verschillende adressen.
Overal puin
Na de bevrijding gingen Sjefs vader en oudste broer elke maandag naar Arnhem om alles in orde te maken voor hun terugkeer. De smederij was in orde, maar het huis was onbewoonbaar. Ze kregen een huis aan de Utrechtseweg toegewezen, dat ook zwaar beschadigd was. De bovenmeester Van Oene zorgde ervoor dat het huis werd schoongemaakt. Ook regelde hij een inzameling, zodat een vrachtwagen vol spullen mee naar Arnhem kon. Het contact met Van Oene is nog jaren gebleven.
Sjef regelde zelf vervoer van Silvolde naar Arnhem. Hij weet het nog heel goed: “Die vrachtwagen stopte op de Markt bij het gemeentehuis. Maar ik herkende het niet, want overal was puin.”
Nootlot
Eén week kon het gezin genieten van het terugzijn in Arnhem. Dan slaat het noodlot toe. “Mijn twee jongere broers Richard en Ferdinand gingen met een vriendje spelen in Mariëndaal. Daar waren jongeren met munitie aan het spelen, die ontplofte toen ze er vlakbij waren. Ze zijn door de luchtdruk gedood. Ja, heel erg was dat. Maar mijn moeder zei later wel eens dat ze bijna geen tijd had om erover na te denken, zo druk als ze het had. Maar het was wel een heftig jaar: eerst de baby die overleed, en toen mijn broers.”