Herinnering
Naam: Sytske Willemina van Verheijen-Ingen
Geboren: 11 februari 1934
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: moeder Johanna Wilhelmina Koster, drie broers Arie, Piet en Martin
Route: boerderij Rheden, hofjeswoning Doesburg
‘Een saai leven, maar we waren blij dat we onderdak en eten hadden.’
Familie Van Ingen bracht de evacuatieperiode door in een hofwoning bij de nonnen in Doesburg. Toen ze terugkwamen was hun huis afgebrand. Drie keer verhuisden ze naar een leegstaande woning. “De laatste was een vies souterrain in het Spijkerkwartier. Toen heeft mijn tante mij in huis genomen,” vertelt Sytske Verheijen-Van Ingen (1934).
Sytske evacueerde uit de Geitenkamp in Arnhem met haar moeder en drie broers. Ze had haar lievelingspop in een tasje om haar nek. “Mijn moeder had gezegd dat ik die zelf moest dragen. Dat was prima, want Popje moest hoe dan ook mee.”
Waar haar vader was, wist Sytske niet. “Als we aan mijn moeder vroegen: ‘Waar is papa?’ zei ze: ‘Die is werken.’ Ik zoek nu met mijn dochter uit of hij misschien tewerk was gesteld, of in een kamp zat. Of zat hij in het verzet en was hij ondergedoken?” Pas na de oorlog stond haar vader opeens voor de deur. “Hij zei dat ‘zijn werk was afgelopen’. In die tijd stelde je geen verdere vragen. Dat deed je gewoon niet.”
De eerste dag van hun evacuatie kwamen ze tot Rheden. Hier sliepen ze bij een boer in een koeienstal. “Er waren meer mensen, misschien wel vijftien. We lagen in rijtjes in het stro. Er waren ook andere kinderen. We zaten met z’n allen in het hooi brood te eten.”
Ze konden er een paar weken blijven, tot de koeien weer op stal moesten. Sytske weet niet meer wanneer dat precies was. “Vermoedelijk in november, omdat dan doorgaans de beesten weer naar binnen gaan.”
Nonnen
Lopend trokken ze door naar Doesburg. Sytske’s moeder wilde op het politiebureau vragen of ze daar hulp kon krijgen. Ze sprak twee nonnen om de weg te vragen. Na enig onderling overleg zeiden ze dat het gezin terecht kon in een huisje in het hofje bij het voormalig klooster van de Franciscanessen van de Heilige Elisabeth. Tegenwoordig is dat Het Arsenaal 1309. “De nonnen zeiden dat zij zelf dan wel met z’n tweeën bij elkaar gingen wonen.”
Het gezin had een woonkamer, een slaapkamer en een zolder waar de jongens konden slapen. “Het was klein, maar je had wat: tafel, stoelen, een mooie kachel.” Eten kregen ze vanuit ‘het grote huis’, ze namen het voedsel mee naar hun eigen woning. Met de nonnen hadden ze nauwelijks contact. “De zusters waren heel vriendelijk voor ons, maar zochten geen toenadering. Wij waren trouwens hervormd.”

‘Er waren meer mensen, misschien wel vijftien. We lagen in rijtjes in het stro.’

Overdag speelden ze kaart, of gingen ze wandelen. “Saai, maar wat moest je anders? We waren blij dat we onderdak en eten hadden.” Toen ze na de bevrijding terug mochten, bleek dat hun huis totaal was afgebrand. “Het eerste wat ik zei was: ‘En nou is al mijn speelgoed weg.’”
Muizen op tafel
Drie keer verhuisden ze noodgedwongen van de ene naar de andere leegstaande woning op de Geitenkamp. De laatste woning die ze kregen toegewezen, was een souterrain aan de Rietgrachtstraat. Sytske: “Boven woonden andere mensen die na de evacuatie waren teruggekomen. Er stond een oude tafel in. Het was er vies. De muizen liepen over de tafel. De jongens hadden de matrassen op de grond gelegd om op te slapen.”
Toen zei haar tante Lena Bouma-Koster uit Oosterbeek: ‘Ik neem Sytske wel mee, zo kan zij toch niet wonen.’ Maanden heeft ze bij tante Lena en oom Johan gewoond. “Ze hadden een zoon, maar die woonde ergens anders omdat hij studeerde.”
Sytske vond het er heel gezellig. Haar moeder kwam af en toe even op bezoek. Dan zei ze: ‘Het kan even niet anders.’ Sytske voelde zich er helemaal thuis. Ze ging in Oosterbeek ook weer naar school. “Mijn tante zei na een paar maanden dat ik best wel bij hen kon blijven. ‘Geen denken aan, ik neem haar weer mee’, zei mijn moeder toen.”
Uiteindelijk kwamen er noodwoningen op de Geitenkamp. En het gezin Van Ingen kreeg de allereerste: in de Berkstraat, aan de rand van de wijk. Van alle kanten kwam er huisraad. “Van de een kregen we een bed, van de ander pannen.”
Geen foto’s meer, niets
Sytske vond het verschrikkelijk dat alle vertrouwde spullen na de oorlog weg waren. “We hadden niets meer. Geen foto’s, geen speelgoed, geen kinderboekjes.” De enige foto van het gezin hebben ze jaren later van familieleden gekregen. “Van mijn dochter heb ik alles bewaard. De hele zolder ligt vol.
De evacuatie blijft voor Sytske een mistige periode. “Mijn ouders en broers zijn overleden, ik kan niemand meer iets vragen. Daardoor mis ik een stukje familiegeschiedenis.”

