Airborne Museum Hartenstein Menu

Truus Savenije

Herinnering

Ik kom terug  »  

Truus Savenije

Naam: Truus Savenije
Geboren: 2 april 1897
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: Man, zoon en dochter
Route: Huissen, Laren (N-H), Achter-Zieuwent 190 km

‘We waren vervuld van dankbaarheid uit die hél ontsnapt te zijn’

Na het Duitse bombardement op Rotterdam van 14 mei 1940 vluchtten Gerard Lokin (1893) en Truus Savenije (1897) met hun vijf kinderen naar familie aan de Arnhemse Bronbeeklaan. Na enkele maanden inwonen kregen ze een woning in Arnhem-Zuid. Hier werden ze opnieuw door de oorlog ingehaald. Journalist en schrijver Peter Dicker (1952) beschrijft hun evacuatieverhaal, op basis van de aantekeningen van Truus, zijn tante. Ook sprak hij met haar met zoon Ton.

In de loop van 1943 doken de oudste zoons Wim en Phooc onder in de Achterhoek. Hun zus Edmunda, ‘Eddie’, was tien jaar oud bij het overhaaste vertrek uit Rotterdam. Tijdens Market Garden was ze een puber van veertien. Twee jaar later blikte ze in haar schoolopstel ‘Onvergetelijke dagen’ terug op september-oktober 1944.

Strijd om de Rijnbrug
Op zondagmorgen 17 september zat het gezin Lokin in de kerk, toen het luchtalarm klonk. “Vrouwen vlogen de banken uit, kinderen huilden, mannen schreeuwden en alles drong naar de uitgang. De enige die tamelijk kalm bleef was de kapelaan, die de Heilige Mis vervolgde.”

Die avond waren vanuit het zolderraam de eerste parachutisten in de lucht te zien. “Maandag brak de hel pas goed los. De strijd om de Rijnbrug! Verschillende straten in onze buurt zijn toen finaal weggebombardeerd. In de schemer zagen we Arnhem branden. De toren van de Grote Kerk was één laaiende fakkel. Het was een angstig maar práchtig gezicht.” Woensdag 20 september vertrok het gezin naar Huissen.

‘Vijf dagen later was ze nog te zwak om de begrafenis van haar man bij te wonen’

Overal dode varkens
Ze vonden onderdak in de kelder van een boerderij, samen met 21 Arnhemmers en enkele paters uit Huissen. Op zekere nacht werd het huis geraakt door een voltreffer, maar de kelder bleef gespaard. “De dag na het grote bombardement in oktober probeerden we nog wat levensmiddelen te kopen. Bomtrechter na bomtrechter en hoge heuvels van zand, klei en puin versperden ons de weg. Overal lagen dode varkens, schapen en geiten.”

Velen lieten het leven bij hun poging de Rijn over te varen. “Een pater uit het klooster in Huissen raadde ons steeds aan te blijven. Hij wist te vertellen dat de Engelsen oprukten.” Maar op 20 oktober kwam de Wehrmacht met het bevel om direct uit Huissen te vertrekken.

Wiegende lampenkappen
Ondanks de risico’s bereikte het gezin veilig de overkant van de Rijn. Te voet kwamen ze in Arnhem aan. “Overblijfselen van gordijnen wapperden uit de verlaten huizen, lampenkappen wiegden zachtjes heen en weer in de wind. Deuren en ramen klepperden heen en weer.
Konijnen liepen zo over straat. Hier en daar schoot een rat weg. In de buurt van het Zypendaalse
bos werd het geluid van het vuren flauwer. 

Het leek alsof het leven weer een beetje de moeite waard werd geleefd te worden. We begaven ons in de richting van Schaarsbergen. Het bos stond daar in wondermooie pracht en rijkdom van kleuren en tinten. We waren vervuld van een gevoel van dankbaarheid en bevrijding uit die hél ontsnapt te zijn…”

Hongerwinter
Na een lange tocht ― grotendeels lopend afgelegd ― kwamen Gerard, Truus en de kinderen aan in Laren (Noord-Holland). Vanaf november bivakkeerden ze in een schuur op het erf van een zakenpartner van Gerard, totdat de hongerwinter die gastvrijheid onder druk zette. “Het plan werd gesmeed om in de Achterhoek, in de buurt van de onderduikende zoons, de bevrijding af te wachten. Gerard had last van hongeroedeem en was te zwak om te lopen. De schaarse financiën werden ingezet voor vervoer per vrachtwagentje.”

Op een ijskoude 16 januari 1945, ter hoogte van de paleistuin van Het Loo in Apeldoorn, werd hun voertuig beschoten door geallieerde vliegtuigen. Gerard en Truus waren de enigen in de cabine die werden getroffen. De kinderen zochten beschutting in de besneeuwde berm. 

Zoon Ton herinnerde zich nog precies hoe hij terug de auto in klom en besefte dat zijn vader niet meer leefde. Gerard overleed vrijwel ter plekke. Truus werd verpleegd in Ziekenhuis Sprengenweg. Vijf dagen later was ze nog te zwak om de begrafenis van haar man bij te wonen. Eddie, zusje Corrie en broertje Ton brachten de nacht door in het huis van de jachtopziener van Het Loo. De volgende dagen werden ze via Zutphen naar Achter-Zieuwent gebracht in een bakfiets met een huif waarop het embleem van het Rode Kruis stond.

Dutch National Batallion
Moeder Truus voegde zich enige tijd later bij de kinderen, die toen bij de familie Kock op Mariëndaal verbleven. Daar zouden ze samen de bevrijding meemaken die werd gebracht door Canadese troepen. Én door het Dutch National Battalion, waar de zoons Wim en Phooc zich de laatste maanden als vrijwilliger bij hadden aangesloten.

Op 2 juli 1945 konden Truus Lokin en haar kinderen terugkeren naar Arnhem-Zuid. Pastoor Harry Tervoert had een woning geregeld aan de Huissensestraat 17. “Wel een mooi huis, maar niets erin,” zoals de weduwe aan haar moeder schreef.

Ik kom terug

Bekijk alle
evacuatie verhalen

Bekijk verhalen