Herinnering
Naam: Geertruida (Truusje) Middelhuis
Geboren: 23 november 1926
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: moeder Reiniera Wilhelmine Gertrud Bertha Dodebier, grootmoeder Gertrud Spekking en broertje
Route: Arnhem, Velp, Apeldoorn, Wilp
‘Op veel adressen werden de evacués als een sprinkhanenplaag gezien’
“De eerste dagen werd er in de straten van Lombok man-tot-man gevochten. Ook vlak voor het huis van mijn grootmoeder Bertha.” Jurjen Tak vertelt over de herinneringen van zijn moeder Truusje Middelhuis aan de Slag om Arnhem en over de lange zoektocht naar een vast opvangadres.
Arnhem was een rustige stad, totdat er duizenden Britse parachutisten werden gedropt. De Slag om Arnhem was begonnen. Jurjen: “Mijn moeder werkte in het verzorgingshuis Mooiland in Doorwerth, maar vlak na de luchtlandingen had ze verlof en was ze bij haar moeder Bertha thuis in Lombok.”
Voor de inwoners veranderde de stad al snel in een gevaarlijk oorlogsgebied. De gevechten kwamen steeds dichterbij. In de straten van Lombok werd man-tot-man gevochten, ook voor het huis van Bertha. “Mijn moeder en mijn oma schuilden in de kelder tegen het geweld en de bommen. De straat op gaan, dat kon niet meer.” Voor dat deel van Arnhem-Noord ten zuiden van de spoorlijn kwam toen van de Duitse bezetter het bevel om te evacueren.
Sprinkhanenplaag
Truusje vertrok met haar moeder, jongere broertje Pieten oma Spekking naar elders in Arnhem-Noord. Ze kwamen in een fietsenwinkel van de familie Mantel terecht, waar ze de eerste dagen doorbrachten. Het leek hier rustiger te zijn, maar een paar dagen later moest iedereen uit Arnhem-Noord ook evacueren. “De stad moest voor 25 september acht uur ‘s avonds leeg zijn.” Ze vervolgden hun vlucht richting Velp en kwamen daar terecht bij de familie Praster in de Waterstraat.
Een paar weken konden ze bij de familie Praster blijven, maar toen moesten ze ook hier weer weg. Een nieuwe plek zoeken was lastig. Jurjen: “Haar oma was ziek en haar jongere broer was wat zwak.” Jurjen noemt nog en reden waarom het lastig was om een nieuwe plek te vinden: “Op veel adressen werden de evacuees van de Slag om Arnhem als sprinkhanenplaag gezien. En dat terwijl zij alles achter hadden moeten laten. Uiteindelijk kwamen ze terecht bij een ‘tante’ in Apeldoorn. Hoe lang ze hier zijn gebleven, weet ik niet. Maar ze konden er op een gegeven moment niet meer blijven.”
Ze kregen een opvangadres in Wilp toegewezen. Hier werden ze liefdevol opgenomen in het gezin van een keuterboer, de familie Sondorp. “Wat hadden ze dat lang moeten missen, na al die tijd van onzekerheid en onderweg zijn. Eindelijk konden ze hun rust pakken. De familie Sondorp was niet bepaald rijk. Dus werd er van iedereen verwacht een steentje bij te dragen om iedereen te kunnen onderhouden. Bertha deed naaiwerk. Er moest van alles gebeuren, en zo konden ze de boer goed helpen.”

“Boer Sondorp maakte een platte kar klaar en bracht hen daarmee terug naar het kapotgeschoten en leeggeroofde Lombok.”
Maanden gingen voorbij in Wilp. Tot ook hier eindelijk in mei 1945 de bevrijding kwam. “Boer Sondorp maakte een platte kar klaar en bracht hen daarmee terug naar het kapotgeschoten en leeggeroofde Lombok.”
Opnieuw beginnen
Truusje moest helemaal opnieuw beginnen. Veel was er niet te besteden in deze jaren van de wederopbouw. Jurjen: “Ze heeft een tijdje in een winkel in Arnhem gewerkt. Daarnaast bracht ze veel tijd door bij vrienden in Oosterbeek. Niet lang na de oorlog heeft ze mijn vader Adri Tak leren kennen. Hij werkte als inspecteur bij het Parool in Amsterdam. Ze kregen een souterrain in Amsterdam-Oost toegewezen. Mijn moeder werkte een tijd in de huishouding. Want ook daar was het vlak na de oorlog niet makkelijk, vanwege de armoede en woningnood.”
Therapie
Truusjes oorlogservaringen, maar ook die van Jurjen’s vader Adri, hebben een stempel gedrukt op het gezin. In het gezin werd veel gepraat over de Slag om Arnhem, bij herdenkingen nog een beetje meer. Adri had bovendien in het verzet gezeten en kreeg het daar later moeilijk mee.
Jurjen: “Mijn moeder merkte natuurlijk dat hij hiermee te kampen had. Vaak werd hij wakker van nachtmerries. Hij raakte wat verward door zijn verzetsverleden. Mijn vader is toen therapiebijeenkomsten gaan bezoeken om zijn ervaringen te verwerken. Later gingen mijn ouders samen. Mijn ouders hebben altijd oog gehad voor mensen in moeilijkheden. Dat heb ik altijd heel erg in hen bewonderd.”
Ook al is Truusje niet lang na de oorlog weggegaan uit Arnhem, het contact met de familie Sondorp in Wilp is altijd warm gebleven. “Mijn moeder was de familie Sondorp erg dankbaar. Het contact bleef daarom goed. Ook ik heb de familie meerdere keren ontmoet.”