Airborne Museum Hartenstein Menu

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Scroll

HERINNERING

‘Buren hebben onze onderduikers verraden’

“Door de evacuatie van Arnhem in 1944 werden mijn ouders in een ander leven gekatapulteerd. Ze hadden daar niet om gevraagd, maar waren vanaf die septembermaand bezig met overleven. Zonder de Slag om Arnhem zouden we de oorlog doorgekabbeld zijn”.

Fred Mouw (1938) is kind van een orthodoxe joodse vader en een gereformeerde moeder. Hij is enig kind, want zijn moeder heeft zich als gemengd gehuwde op last van de Duitsers laten steriliseren. “Mijn vader was directeur bij schoenenfabrikant Huf; hij moest elke maand bij de SD een vergunning ‘Sperre’ halen om voor zijn werk over straat te mogen in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Dat was zijn levensverzekering”.

Het gezin woonde aan de Heijenoordseweg; een Duitse tank stond tijdens de Slag om Arnhem in de voortuin. Het huis werd in één uur kapotgeschoten. “De Engelsen schoten op die tank. Wij zaten 2 meter verderop in een kelder, doodsbang voor het kanongebulder”. Ze zaten als ratten in de val; de deur was gebarricadeerd. Buren haalden uiteindelijk het puin weg, zodat ze naar buiten konden.

Toen ze moesten evacueren, greep zijn oma Hendriks van moederskant in. “Zij dook op, was bang dat we dood waren”. Deze Oosterbeekse verzetsvrouw regelde een onderduikadres in Apeldoorn.

Jodester lostornen

“Zijn werkvergunning bood mijn vader geen bescherming meer. Oma raadde hem aan persoonsdocumenten te vernietigen en zijn jodenster van de jas te tornen. De bescherming vanwege zijn werk was voorbij”. De Mouws gingen lopend naar Beekbergen, met de grote stoet vluchtelingen. Vader en moeder droegen elk een koffer. Af en toe doken ze de greppel in omdat vliegtuigen de evacués beschoten. De jonge Fred(die) zag doden, gewonden.
Foto: Heijenoordseweg – Het Gelders Archief

In Beekbergen werden ze opgevangen op een boerderij. Later kwamen daar nog twee oudere joodse stellen bij: vijftigers en zeventigers. “Midden in de nacht halen Apeldoornse verzetshelden ons zevenen op”. Wegduikend voor patrouilles, door pikdonkere bossen, via tuinen in het verduisterde doodstille Apeldoorn kwamen ze bij een villa van een gedeporteerd joods gezin aan de Anna Paulownalaan.

Daar doken ze onder. Het verzet bracht eten, drinken en dekens. “Het was er totaal verduisterd. De gordijnen moesten dicht blijven, we mochten niet stoken, geen geluid maken. Er stond altijd iemand op de uitkijk bij de voordeur. Ik herinner me ruzies. En dodelijke verveling: er was geen speelgoed”. Fred mocht in de goed beboste tuin spelen.

Verraden door de buren?

“Vermoedelijk hebben buren mij gezien en ons verraden. 1 december werden we opgehaald door de Grüne Polizei. Een vrachtwagen kwam de straat in; we verstopten ons tevergeefs in kasten. Er werd op de deur gebonkt, daarna werd die ingetrapt. Als voddenbalen en met onbegrijpelijk veel geweld werden we op een vrachtauto gesmeten. Mensen stonden in een halve cirkel eromheen te kijken”.
Foto: Privéfoto

Ze gingen naar de gevangenis in Zwolle. Daar werd Freddie alleen in een cel opgesloten en dagelijks geslagen en verhoord: wie bracht hun eten, dekens en drinken? Hij weet van niets.  Zijn ouders werden zwaar mishandeld. “De oudere stellen hebben we nooit meer teruggezien”.

Fred en zijn niet-joodse moeder werden de gevangenis uitgezet; buiten de poort troffen ze elkaar. “Een cipier frommelde mijn moeder een briefje van mijn vader in de hand ‘Lieveling, ik ga naar Westerbork. Hou je goed, veel liefs. Kussen voor ‘t kind’ Hij wist dat Westerbork een Durchgangslager naar de vernietigingskampen was.

De twee liepen terug naar de villa in Apeldoorn. Ze leefden kort op distributiebonnen van de buren – het verzet kan niets voor ze betekenen. “Mijn moeder vond de situatie uitzichtloos. Na twee weken ging ze naar de SD en vroeg of we naar mijn vader in Westerbork mochten”. Ook al was er de dreiging dat ze op transport gesteld zouden worden. “Ik heb met terugwerkende kracht respect voor haar besluit”.

Een dreigende wand

Kerst 1944 kwamen ze bij het Drentse kamp aan. “Ik was bang. Ik zag een dreigende wand: een slagboom, een wachttoren, prikkeldraad, fel verlichte barakken”. Zijn moeder werd gevisiteerd en moest al haar sieraden afgeven plus de bankboekjes. Foto links: Kamp Westerbork; de jongen met korte broek is Fred Mouw.
Foto: Herinneringscentrum Kamp Westerbork.

Het gezin werd herenigd, woonde in een grote barak voor 90 mensen met stapelbedden. Later kregen ze een eigen kamer met gewone bedden. “In het kamp heb ik een relatief normaal leven geleid: er waren nog zo’n 30 kinderen. Met een deel van hen ging ik naar school, speelde krijgertje en voetbalde. Ik heb er vrienden gemaakt die ik mijn leven lang ben blijven zien. Wel voelden we de voortdurende dreiging: wanneer vertrekt er weer een trein naar de vernietigingskampen?”

Op 12 april werden ze door de Canadezen bevrijd. “Mijn vader ontving in mei een brief van het Rode Kruis: zijn ouders, broers, neven en nichten waren in Auschwitz en Sobibor vermoord”. 

Later bleek dat de jongste broer, getrouwd met een niet-joodse Duitse, nog leefde. “Hij stuurde een brief naar het kamp: is er nog een Mouw aanwezig?”

De drie Mouws behoren tot de 5000 overlevenden [van de 110.000] van kamp Westerbork. Na zijn pensionering zet fiscalist Fred Mouw zich in voor de nagedachtenis ervan: hij doet bestuurlijk werk, geeft rondleidingen, is gastdocent. “Ik ben er nu kind aan huis. Mijn vader zou het fantastisch gevonden hebben”.

HERINNERINGEN

HERINNERING

Janny Harmsen

De evacuatie heeft een diepe impact gehad op het leven van deze Arnhemse stadsjongen. Jarenlang zweeg hij, maar nu praat hij over zijn ervaringen

Lees meer

HERINNERING

Tiny Van Binsbergen

Een tijd met angstige momenten, maar ook met – in haar ogen – een avontuur. Herinneringen aan de loods waar ze maanden verbleef, laten haar niet los.

Lees meer

HERINNERING

Ik kom terug pagina

Met het project IK KOM TERUG worden de herinneringen verzameld van burgers die na de Slag om Arnhem (1944) huis en haard moesten verlaten.

Lees meer