Airborne Museum Hartenstein Menu

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Scroll

HERINNERING

‘Na de oorlog wist ik niet meer hoe ik eigenlijk heette’

Dat Karel Beesemer ‘gewoon’ 80-plus is geworden, mag een wonder heten. Als joods kind in Amsterdam ontkomt hij in 1941 aan de deportatie naar Westerbork en Auschwitz die zijn ouders, broers Jaap en Appie fataal werd. Karel dook onder in Renkum en kreeg daar de naam Karel Broekhuizen.

Ook later, tijdens de oorlog, heeft hij geluk. In zijn evacuatieoord Veenendaal zag hij ‘een mooi rond ijzeren geval met een soort beugel’. Hij trok aan een pen, waarna het ding begon te sissen. Hij wierp het van zich af. Later begreep hij dat het een Duitse handgranaat met ontsteking maar zonder explosieve lading was.

En nog eens, in 1950, had hij mazzel. In Renkum lagen nog steeds granaten, patronen, wapens voor het oprapen. “Als de Rijn laag stond, kon je zo een kruiwagen volladen. Mijn vriendjes Herman, Jaap, Joop en Gijs gingen op zoek; ik bleef die dag thuis met een boek. Ze hadden ‘een ding’ gevonden, een zware mijn die met een daverende knal ontplofte. Jaap was op slag dood, Herman was zwaargewond en stierf korte tijd later in het ziekenhuis. Joop miste een been en Gijs miste ‘slechts’ enkele tenen. De begrafenis van Jaap en Herman is iets dat ik mijn leven lang niet zal vergeten”.

Wiebelende parachutisten

Karel Beesemer zat sinds 20 december 1943 in Renkum bij de familie Van Dijk: opa, oma en tante Truus. Van Operatie Market Garden herinnert hij zich dat vliegtuigen in de lucht met een kabel een zweefvliegtuig voorttrokken. En parachutisten die uit weer andere vliegtuigen sprongen, plus het lawaai van schieten alom. “We schrokken toen een grote sleepkabel dwars door het dak sloeg van de schuur achter ons huis. Ik begreep later dat die kabels werden losgegooid zodra het zweefvliegtuig ging landen op de Renkumse heide”.
Foto: Luchtlandingen Renkum 1944 – Gelders Archief

Toen een Engels vliegtuig werd geraakt door Duits afweergeschut, sprong de bemanning eruit met parachutes. “Ze zweefden over ons huis richting de Rijn. Een stuk of zes Duitse soldaten stonden in onze tuin met geweren als gekken te schieten op die weerloze jongens aan hun parachutes. Die wiebelden heen en weer om het richten zo moeilijk mogelijk te maken. Ik bad tot God dat die jongens alstublieft heelhuids de overkant van de Rijn zouden bereiken”.

Tijdens de Slag sliepen ze in de kelder: ‘allemaal knus bij elkaar’. Britse en Duitse sluipschutters slopen rond het huis en de tuin. Ook overdag verbleven ze in de kelder als geschoten werd. Was het rustig, dan zocht Karel granaatscherven en hulzen. Toen ze moesten evacueren, maakte Karel zich druk over zijn verzameling hulzen en granaatscherven, bang dat ze gestolen zouden worden. Hij begroef ze in het regenputje.

Snurkende barones

Tijdens de uittocht zat hij ‘prinsheerlijk’ achterop de fiets bij zijn ‘oorlogspleegmoeder’. “Ik was niet echt bang, maar was me er wel van bewust dat dit niet normaal was. We hoorden ontploffingen links en rechts. Truus, op 38-jarige leeftijd nog sterk, zette er de vaart in. Richting Bennekom/Ede, door de bossen langs het hotel Nol in ’t Bosch. We konden alleen de mensen voor en achter ons zien, hadden geen idee hoe groot de uittocht was. Ik heb geen idee hoe opa en oma zijn vertrokken”.
Foto: Nol in ’t Bosch – Gelders Archief

Ze gingen via Ederveen naar Veenendaal, belandden bij de familie Kemperman aan de Kerkewijk. Ze sliepen met nog meer evacués in een grote kamer; de vloer was bedekt met stro. “Mij was verteld dat één van hen, een oudere dame, een barones was. Ik dacht: een heel deftig iemand. Toen we gingen slapen, bleek ze te snurken: hard en doordringend. Ze hield iedereen uit de slaap. Hoe dat nou kon?!”

Dood paard

Hij herinnert zich nog een merkwaardig beeld: als de Duitsers over de Kerkewijk fietsten, droegen ze hun revolver niet keurig in de holster. “Dat ding hing los voor de borst aan een touwtje”. In Veenendaal zag hij luchtgevechten tussen Engelse jagers en Duitse gevechtsvliegtuigen. ”Soms zag je een toestel brandend neerstorten. Een keer viel een geallieerd gevechtsvliegtuig een transport met paard en wagen aan; het dier werd dodelijk getroffen. Mensen kwamen aanlopen om een stuk vlees van het paard te snijden. Ik vond dat zielig, maar smulde later van het gebraden stuk paardenvlees”

Hij hoopte ook te smullen van pannenkoeken, toen een van de medebewoners een zak meel op een Duitser had veroverd. “Ik zei: ik kan er wel tien op. Maar na anderhalve pannenkoek zat ik vol, zoveel eten lukte niet meer”. Karel was aan het spelen in de tuin, toen een geallieerde jeep stopte. “Ik kreeg een hand vol sigaretten, liep daarmee naar ome Henk, een evacué. Dat was de bevrijding. Toen de geallieerde vanaf Rhenen kwamen aanrijden met tanks en gevechtswagens, vond ik dat indrukwekkend”.

Losgeslagen kinderen

Terug in Renkum zag hij overal stapels oorlogstuig. De Dorpsstraat lag aan puin. “Ons huis was beschadigd, maar we konden er eten, zitten en slapen. De weckpotten waren kapot of verdwenen, waardevolle spullen gejat”. Hij ging naar school. “Ik zat in een klas met losgeslagen kinderen, die allemaal iets vreselijks hadden meegemaakt. We waren gefascineerd door uniformen en wapentuigen. In heel Renkum waren er ‘legertjes’. Hoe ik oorspronkelijk heette, wist ik niet meer Besemer?”.

De oud-wethouder (1935) van De Bilt heeft zijn herinneringen opgeschreven, geeft lezingen over zijn verleden. “Ik blijf erover vertellen, uit plichtsbesef. Je moet het verhaal levend houden. De oorlog kan ik nooit vergeten, al probeer ik het weg te duwen. Ik snap er geen zak van. Als ik me probeer voor te stellen wat mijn vader en moeder in hun laatste momenten hebben meegemaakt…”.

“Mijn dochter vroeg: hoe heb je het als kleine jongen ervaren om weg te zijn bij je moeder zonder dat je weet wat er gebeurt, dat moet toch verschrikkelijk zijn geweest? Heb je haar de eerste tijd niet vreselijk gemist? Het antwoord wist ik niet, misschien heb ik het onbewust weggedrukt. Mijn leven werd vanaf 1941 bepaald door mij vreemde volwassenen, maar die hebben goed voor me gezorgd”.

HERINNERINGEN

HERINNERING

Janny Harmsen

De evacuatie heeft een diepe impact gehad op het leven van deze Arnhemse stadsjongen. Jarenlang zweeg hij, maar nu praat hij over zijn ervaringen

Lees meer

HERINNERING

Tiny Van Binsbergen

Een tijd met angstige momenten, maar ook met – in haar ogen – een avontuur. Herinneringen aan de loods waar ze maanden verbleef, laten haar niet los.

Lees meer

HERINNERING

Ik kom terug pagina

Met het project IK KOM TERUG worden de herinneringen verzameld van burgers die na de Slag om Arnhem (1944) huis en haard moesten verlaten.

Lees meer