Airborne Museum Hartenstein Menu

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Scroll

HERINNERING

‘Het gastgezin had spek en worst, wij vieze pap ui de gaarkeuken’

Zijn leven lang heeft Leo Feijten (1939) gezondheidsklachten. “Nog steeds. Ik ben nog met mijn broer naar een kindervakantiekolonie gestuurd om aan te sterken in 1945. Misschien door de ondervoeding tijdens de evacuatie, maar ik was vaak ziek. Heb vaker in het ziekenhuis gelegen dan prins Bernhard”.

Als kind vond hij de oorlog spannend, soms zelfs leuk. Vroeg ook wel eens aan zijn ouders: wanneer gaan we weer verder vluchten? Met zijn overleden broer Rob (1938) heeft de technisch ontwerper over de oorlog en de evacuatie gesproken. “Mijn ouders stonden er niet bij stil, die wilden niet om-, maar vooruitkijken. Wel was mijn vader medeoprichter van het Airbornecomité”.

Het was voor Leo nog een hele puzzel om zijn vlucht te reconstrueren, maar daarbij kon een ‘Letter from Hell’ van zijn vader aan opa en oma in Tiel gebruiken. Na het evacuatiebevel moest zijn vader als lid van de Luchtbescherming voor vervoer van hulpbehoevenden en zieken zorgen met paard en wagen. Zijn vader wilde eerst blijven, maar koos eieren voor zijn geld toen duidelijk werd gemaakt, dat de achterblijvers als partizanen zouden worden beschouwd.

We gaan op reis

De evacuatie kondigden Leo’s ouders aan met ‘We gaan op reis’. Zijn vader laadde op een karretje van de blokploeg de matrasjes van de jongens, een eenpersoonsmatras voor de ouders, dekens, mondvoorraad, schoppen en bijlen. De verzameling witte en bonte muizen werden losgelaten in huis. Leo’s knuffelhondje – wit met een blauw lintje – ging niet mee, hij kon het niet vinden.
Foto: Leo – Privéfoto

Met hun eigen gezin en de buurfamilies Herbst en Verhoeven vertrokken ze vanaf de Vondellaan in Arnhem.  De oude buurman Herbst lag op een brancard boven op de kar. Ze gingen naar De Steeg, waar ze een paar dagen bleven in pension Vredelust aan de Middachterallee. “Een terrein met een grasveld, een oprijlaan, een zandbak waar ik met mijn broer in speelde en een grote kikker zag”. Ze sliepen met andere evacués op zolder. Er reed veel oorlogsverkeer dat gebombardeerd en beschoten werd. Het eten was er slecht.

De dag erna reden Duitse tanks en pantserwagens het terrein op met veel geweld. De Duitsers sprongen uit de legerwagens, een tank richtte zijn geschutskoepel op het raam, alsof hij ging schieten. De mensen binnen schreeuwden van angst. Een Duitser hees de kinderen op de truck, gaf het geweer in handen. Zei: ‘Pang, du bist tot’. En viel achterover. “Wij raakten in paniek. Een grotere jongen zei: geeft niet, soldaten mag je doodschieten”.

Na twaalf dagen trokken ze door naar Eerbeek, waar ze sliepen op de sorteerzaal van de Vereenigde Papierfabrieken. In de kou; de ruiten waren gesneuveld tijdens een bombardement. Er waren veel Arnhemse evacués, die sliepen op stro. De mensen om hem heen, die veel scheten lieten, zaten tot laat in de nacht te praten en te lachen. “Zo kreeg ik de indruk dat oorlog leuk was”.

Hand zat klem

Ze moesten weer verder. Eigenlijk na één nacht, maar omdat de evacuatiepost en het Rode Kruis op zondag dicht waren, werden dat er twee. Ze gingen met hun karretje en paard en wagen 11 oktober met anderen de Veluwe over, naar Barneveld. “De man op de bok zong: Ik heb mijn wagen volgeladen…”. Tussen Eerbeek en Hoenderloo kwam Leo’s hand tussen het karrewiel en een beugel. De stoet stopte, mensen werden boos.
Foto: Verwoestingen Vondellaan – Gelders Archief

In Otterlo werd het familiewagentje achter paard en wagens gebonden; het gezin zat erop. Na twee nachten in Barneveld ging het verder naar Voorthuizen, waar het evacuatiebureau opvang regelde bij de boerderij van de familie Van Norden: vader, moeder en een zus – allen op leeftijd, kippenboeren. “Vriendelijke mensen, op zondag mochten we in de voorkamer zitten”. De jongens mochten de boer helpen de koeien binnen te halen; op één ervan konden ze – omdat die erg tam was – rijden.

Na 8 november werd het volgende adres de boerderij van de familie Van den Hoorn in Hell, bij Putten. Ze sliepen eerst in de hooiberg, later boven de koeien in de stal.

Riezemiet

Het volgende en laatste evacuatieadres was bij de bezembinderij van de familie van Vulpen aan de Stationsstraat in Putten. Op het terrein lagen stapels takkenbossen: riezemieten, waar geestelijk gehandicapten boenders van maakten. Met de stapels rijshout speelden Rob en Leo en zochten er in het voorjaar eitjes. Bij dat gastgezin hadden ze slecht te eten: “De familie was niet hartelijk en ging tekeer over het eten. Mijn moeder maande ons te zwijgen: we moesten dankbaar zijn”.
Foto: Familie van Vulpen – Privéfoto

De gastheren hadden vlees, spek en worsten in de bijkeuken hangen; de gasten hadden alleen de (vieze) pap uit de gaarkeuken. Met aardappels in de schil voedden de kwartiergevers de varkens. Het gezin Feijten had vaak honger; de kinderen waren ondervoed en hadden opgezwollen buikjes. Omdat het koud was, moesten ze vaak overdag met kleren aan in bed blijven.

Broer Rob was met een andere jongen uitgenodigd om zuurkool met spek te eten bij een boer. Hij vertelde nadien in geuren en kleuren over het heerlijke eten. Leo ging daarom op een zondag alleen op pad om die aardige boer te zoeken. Na heel lang lopen vond hij een boerderij met een waterput ervoor. Hij stelde binnen voor dat hij bleef eten. “De boerin lachte hartelijk en even later zat ik als een kleine vorst aan het lekkerste diner, dat ik ooit in zijn leven heb gehad. Zuurkool! Met spek!” Toen hij later op de dag thuiskwam, moest hij voor straf zonder eten naar bed.

Putten werd veel beschoten en gebombardeerd. “Na de bevrijding ging ik met mijn broer naar de dorpskern, daar zag ik dode paarden en veel dode Duitse soldaten liggen, de jas over het hoofd. Daar keken we onder”.

Knijpkater

Bij terugkomst in Arnhem wapperden de gordijnen; het orgel stond in de tuin. Binnen was het een ravage, er was een granaat door het dak gegaan en geëxplodeerd. “Vanaf de begane grond zag je de hemel. Overal zaten muizen”. In de straten stonden wrakken van jeeps en van Duitse leger-Mercedessen, overal lagen granaten die niet ontploft waren, handgranaten en hele banden met kogels voor mitrailleurs. De jongens speelden daarmee.
Foto: verwoestingen Arnhem – Gelders archief

Met hun vrienden Fritsje en Johnny hadden de broers in het puin van een verwoest huis flesjes gevonden met allerlei gekleurde vloeistoffen; daarmee speelden ze winkeltje. Johnny, Rob en Leo en moesten thuis komen eten, Fritsje bleef achter. Hij maakte een flesje open, dat ontplofte. “Vader en moeder gingen met ons naar de plek des onheils. Het huis was zwaar beschadigd en de politie was bezig stukjes van Fritsje uit de bomen te plukken. Er was niet veel van hem over. Moeder liet het voornamelijk aan ons zien om te tonen, hoe voorzichtig je met al het gevonden spul moest zijn”.

HERINNERINGEN

HERINNERING

Janny Harmsen

De evacuatie heeft een diepe impact gehad op het leven van deze Arnhemse stadsjongen. Jarenlang zweeg hij, maar nu praat hij over zijn ervaringen

Lees meer

HERINNERING

Tiny Van Binsbergen

Een tijd met angstige momenten, maar ook met – in haar ogen – een avontuur. Herinneringen aan de loods waar ze maanden verbleef, laten haar niet los.

Lees meer

HERINNERING

Ik kom terug pagina

Met het project IK KOM TERUG worden de herinneringen verzameld van burgers die na de Slag om Arnhem (1944) huis en haard moesten verlaten.

Lees meer