Airborne Museum Hartenstein Menu

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Scroll

HERINNERING

‘Mijn moeder stond er alleen voor, met een doodzieke baby’

Rein van Leijenhorst is van na de oorlog, van 1949. Toch heeft hij wel een beeld hoe het zijn moeder, Elisabeth van Driel (1917) tijdens de Slag om Arnhem en de daarop volgende evacuatie is vergaan. “Niet dat ze erover praatte. Maar 25 jaar na de Slag om Arnhem heeft ze aan een tijdschrift haar verhaal verteld. Ze was net bevallen, haar baby was doodziek en mijn vader zat in kamp Rees. En ze had geen cent meer over”.

Hij heeft een kopie. Daarin staat dat zijn moeder hoogzwanger was, toen Market Garden begon. Ze beschrijft: “Toen op 17 september de Engelsen landden, dacht ik: ‘Mijn kindje wordt een vredeskindje!’, maar na een paar dagen leek het daar niet op. Integendeel. Ik wilde de geboorte tegenhouden, want ik dacht ‘Zolang het kindje nog bij mij is, kan niemand het kwaad doen, dan kan ik het beschermen…’”.

Ze woonde met haar man en haar dochter Ans (1942) in een bovenwoning aan de Schaapsdrift, een verbindingsweg van de Duitsers. Al het zware oorlogsmateriaal voerden die door deze straat aan. Het huis raakte daardoor beschadigd.

Kraamkamer

Overbuurvrouw Egging nodigde het gezin daarom uit daar in huis te komen, maar moeder Van Leijenhorst stribbelde tegen. Daar waren ze namelijk al met z’n zestienen; de hoogzwangere voelde zich bezwaard. Maar de overburen meenden het; zoons van de familie Egging hevelden de slaapkamer naar een kamertje in hun pand over. Op de deur hing een bordje Kraamkamer. Foto: Evacuatie – Gelders archief

Tijdens spervuur en bombardementen en terwijl de stad brandde, beviel moeder Van Leijenhorst op 21 september van een zoon. Uit dankbaarheid werd de baby naar mevrouw Egging vernoemd: Gerardus Johannes Maria.

De derde dag na de bevalling verlieten vader, moeder, dochter Ans en Gerardje Arnhem; de moeder op een matras in de driewieler van de bakker. Het weinige wat ze bij zich hadden waren de kleren die ze aanhadden en een paar handdoeken. Ze vertrokken ’s avonds, tijdens een hevig bombardement, naar Velp.

Daarna gingen ze op eigen risico naar Apeldoorn. Ze vertelt: “Ze schoten met scherp en we hebben gelopen alsof de duivel ons op de hielen zat”. In die plaats sliepen ze in de wasserij van Van der Put. Veertien dagen later vonden ze onderdak in een kleuterschool in Wenum.

Haar man werd 3 december op straat door de Duitsers opgepakt. Rein: “Hij was door een bombardement in Winterswijk doof geworden en had de waarschuwingen niet gehoord”. De vader werd weggevoerd naar kamp Rees.

Diezelfde nacht werd de kleine Gerard doodziek; een dokter was niet te vinden. Met de zieke baby in haar armen liep Elisabeth van Leijenhorst vijf kwartier naar de marechausseekazerne in Apeldoorn, waar een arts het kind onderzocht en met spoed liet opnemen in het kinderziekenhuis.

 

Scharminkel

Gerard knapte op en mocht na een aantal weken weer naar ‘huis’. Twee dagen later werd hij weer ziek. Dezelfde dokter als de eerste keer liet hem opnieuw opnemen. Het kind had middenoorsteking aan beide kanten en werd geopereerd. Moeder Van Leijenhorst: “Toen ik hem na de operatie kwam bezoeken, geloofde ik niet dat het magere scharminkeltje dat daar lag mijn kind was. Niemand verwachtte dat Gerard het zou halen. En het is nog steeds ongelooflijk dat dat magere doodzieke kindje van toen nu zo’n boom van een kerel is!”

In die periode verhuisde moeder Van Leijenhorst met haar zuster en haar dochtertje Ans naar een nieuw evacuatieadres, naar een boerderij. “De mensen beschouwden ons duidelijk als een last”. Al haar geld raakte op: ze moest 5 gulden huur betalen en 5 gulden voor de aardappelen die ze aten. Ze aten waterknollen, die ze met stokjes uit de bevroren grond wurmde.

Ze kreeg een tip: omdat haar man in Duitsland tewerkgesteld was, had ze recht op een uitkering. Die vroeg ze aan via de zogeheten Arbeidsbeurs in Apeldoorn. “Ik kreeg geld en extra bonnen… het was allemaal ongelooflijk na die afschuwelijke maanden!”

In april 1945 bleek Gerard genezen: hij kon worden opgehaald uit het ziekenhuis. Zijn moeder betaalde de boer 25 gulden (!) om de baby met paard en wagen te halen. Dat moest wel, want lopen ging niet meer – zo was ze verzwakt. In die maand kwam ook haar man terug: doodziek, mager als een geraamte, blauw van het ongedierte. Ontsnapt met zes anderen tijdens een bombardement; hij was met één ander de enige die de tocht had overleefd.

Bloedvergiftiging

Het herenigde gezin ging terug naar Arnhem: hun huis bleek platgebombardeerd. Ze kregen een woning op de Geitenkamp, zonder voordeur, maar met een heel dak. Toen werd pas duidelijk wat de gevolgen waren van het gebrek aan medische verzorging na de bevalling: moeder Van Leijenhorst had bloedvergiftiging. Het duurde vier maanden, voor ze weer was opgeknapt.
Foto: de familie – Privéfoto

“Mijn moeder vertelde dat de evacuatie een slechte tijd was geweest”, vertelt Rein van Leijenhorst. “Ze doseerde wat ze zei en niet zei. Het was een harde vrouw. Was ze het altijd al, of is ze dat toen geworden? Ik weet het niet, ken haar niet anders. Emotie kwam in haar woordenboek niet voor. Ze vertelde feiten, zei soms als wij moeilijk deden: jullie hadden de oorlog moeten meemaken”.

Ook zijn vader heeft het zwaar gehad, weet Rein. “Hij heeft één keer verteld over kamp Rees, op Tweede Kerstdag, toen ik met geelzucht op bed lag. Ik dacht: ‘Hé, hij kan praten’. Hij zat naast me, keek me niet aan, en vertelde hoe hij overleefd had. Zonder een zucht of snik, als een bandrecorder”.

Over de britsen op palen, dat ze met botte houwelen de grond moesten bewerken. Dat een Duitse bewaker hem meer eten aanbood, als hij hem zijn trouwring zou afstaan. “Maar mijn vader zei: ik kom met de trouwring thuis. Er is één fotootje van voor de oorlog: mijn ouders met mijn oudste zus. Het is verkreukeld, omdat mijn vader het zijn hele kamptijd bij zich gedragen heeft”.

Misschien dat er voor de oorlog al een sprake was van een kloof tussen zijn ouders: “Mijn moeder verkeerde in gegoede kringen, mijn vader werkte al jong in een smidse. Tijdens de oorlog leefden ze parallelle levens, ieder in moeilijke omstandigheden. Na die tijd leefden ze nog steeds langs elkaar heen. Misschien dat ze tegenwoordig zouden scheiden? We werden goed verzorgd, kwamen niets tekort. Maar van hun kant was er stilte in stereo”.

Doorgaan en niet zeuren

De stad was leeggeroofd en vernield. Heel Nederland wordt opgeroepen Arnhem te helpen en meubels en kleren te doneren aan de hulpactie HARK. “Wij hadden geluk, want naast ons zat een wijkgebouw van een christelijke kerk waar spullen werden uitgedeeld. We konden makkelijk heen en weer lopen”. Al snel konden ze weer naar school en ging het leven ‘verder’. Doorgaan en niet zeuren was het motto na de oorlog.

HERINNERINGEN

HERINNERING

Janny Harmsen

De evacuatie heeft een diepe impact gehad op het leven van deze Arnhemse stadsjongen. Jarenlang zweeg hij, maar nu praat hij over zijn ervaringen

Lees meer

HERINNERING

Tiny Van Binsbergen

Een tijd met angstige momenten, maar ook met – in haar ogen – een avontuur. Herinneringen aan de loods waar ze maanden verbleef, laten haar niet los.

Lees meer

HERINNERING

Ik kom terug pagina

Met het project IK KOM TERUG worden de herinneringen verzameld van burgers die na de Slag om Arnhem (1944) huis en haard moesten verlaten.

Lees meer